zondag 4 september 2022

Twitter



Het is hier vooralsnog een beetje uitgestorven. Op Twitter schrijf ik nog wel regelmatig over mijn natuurbelevenissen: https://twitter.com/MarsGremmen

vrijdag 1 juli 2022

Groenejaarlijst 2022 - juni






Wat er nou zo fascinerend is aan libellen en waterjuffers? Behalve de geweldige kleuren? Nou, ik zag bijvoorbeeld een lantaarntje die voor mijn neus een blauwe breedscheenjuffer uit de lucht greep, levend begon op te peuzelen en hem daarbij genadeloos doormidden beet. Pure horror, twintig centimeter voor je neus. Afgrijselijk! Ik heb wel een kwartier staan kijken.





We zijn nog steeds op libellenjacht. En we vinden nog steeds lifers. In dit geval de metaalglanslibel. Fatsoenlijk poseren voor een foto wilde hij niet. Maar we hebben het bewijsplaatje mooi in handen. Nummer 42 op de libellenlevenslijst alweer.




Bijzonder! Een klutenpaar in de Ooijpolder. Nooit eerder gezien daar, voor zover ik me herinner. Ik ben benieuwd of ze de kans krijgen om de eieren uit te broeden. Kraaien lagen op de loer. En het water hoeft maar een beetje op te komen en het nest is er geweest. Al lijkt me de kans dat dat laatste gebeurt niet zo groot in de zomer.

Hij kan zo de Groenejaarlijst in. Samen met een zingende nachtzwaluw. Nummers 158 en 159. Verder loopt het niet bepaald meer storm qua nieuwe 2022-vogels. Al moet ik bekennen dat de lust om er fanatiek op te jagen ook een beetje verwaterd is en ik vooral met mijn libellenlevenslijst bezig ben. ("Verrader!" hoor ik de vogelaars al roepen.)



Als je meent een heel zeldzame vlinder te fotograferen, maar in je achterhoofd houdt dat het misschien toch een heel gewone vlinder is waar je even niet aan denkt, dan is het toch een heel gewone vlinder waar je even niet aan denkt. In dit geval niet een of andere zeldzame page maar een kleine vuurvlinder.



28 juni. Het moést haast wel een metaalglanslibel zijn, die daar in hoge vaart heen en weer vloog. Soms rakelings langs mij heen. Toch bleef ik zeker twintig minuten staan om tientallen foto’s van het beestje te schieten. Próberen te schieten. Door zijn hoge snelheid en het riet, het struikgewas en de bomen op de achtergrond, was dat bijkans onmogelijk. Achteraf gezien loonde het fotografeergeploeter toch zeer de moeite. Gevlekte glanslibel



De minst beroerde foto bleek het eerste bewijsstuk in ons werkgebied van deze zeer zeldzame libel. Hij werd hier slechts een drie-, viertal keer eerder gemeld op waarneming.nl. Dit alles was goed voor een relatief uitstékend avondhumeur!



Dat uitstekende avondhumeur had ook te maken met mijn eerste waarneming van de eveneens maar iets minder zeldzame, tangpantserjuffer, een uurtje of wat eerder. Jammer natuurlijk dat ik door mijn schrale libellenkennis en mijn uitstelgedrag om een libellengids te kopen, die zeldzame beestjes nog niet ter plekke weet te determineren. Maar je hoort mij niet klagen.




De dag was sowieso al geslaagd door de grote vos op het voetpad. (Ik was nét te laat voor een gespreidevleugelsfoto.)




En door mijn eerste 2022-koevinkje.




En door de grote weerschijnvlinder. Op dat beestje was ik heel kwaad omdat ik twee uur lang tevergeefs naar haar gezocht had. (Eigenlijk was ik op zoek naar een ‘hem’ maar je kunt de hoeveelheid geluk op één dag ook overdrijven.) Teruggekeerd bij mijn fiets gleed ik nog even met mijn verrekijker over de zonbeschenen parkeerplek en warempel, daar zat mevrouw heerlijk te zonnebaden. Voordat ze verjaagd werd door een voorbijrazende auto. De buit was mooi binnen. Het blije jongetje kon zijn jaarlijstjes weer bijwerken.

Ik heb wel eens onder een boom, waar een vrouwtje grote weerschijnvlinder in zat, mijn schoenen uitgetrokken. In de hoop dat ze op mijn zweetvoeten zou afkomen. (Ze houden van de mineralen die in zweet zitten.) Maar waarschijnlijk stonken ze niet genoeg. Ondanks dat ik vijftig meter verderop een wandelaar zag flauwvallen.




Niet zeldzaam maar door zijn grootte behoorlijk indrukwekkend; ‘oeverspin onbekend’. 




En een mooi poserende moerassprinkhaan pikken we natuurlijk ook even mee. Het leuke was dat ik hem even met zijn pootjes kon zien musiceren. Als ik honderddrieëntwintig jaar word dan ga ik de sprinkhaangeluiden ook nog allemaal leren. Vooralsnog heb ik mijn handen nog vol aan vogelgeluiden aanstampen in mijn hoofd. 

Verhip, de moerassprinkhaan is óók al zeldzaam, zie ik nu. Dat maakt zo’n ontdekking toch extra leuk. Al had ik liever gehad dat al die zeldzame beestjes die ik tegenkom, gewoon algemeen waren. Zo’n autovoorruit die zwart van de insecten ziet na een bezoekje aan oma in Maas en Waal. Dat moeten we (terug)hebben.

Komende maand hoop ik eindelijk weer eens met een spectaculaire vogel op de proppen te kunnen komen. De zeldzame gaffelwaterjuffer staat ook op mijn lijstje. En de koninginnenpage. En... 

zaterdag 11 juni 2022

Groenejaarlijst 2022 - mei

Door met de Groenejaarlijst. Alle vogelsoorten die ik binnen een straal van tien kilometer rond mijn huis al wandelende of al fietsende heb waargenomen.

154. 🚴🏼 Fluiter
155. 🚴🏼 Bosruiter (foto)
156. 🚴🏼 Bosrietzanger

Zowel de bosruiter als de bosrietzanger vind je niét in het bos...

Rustig aan gedaan met m’n 60+, 70+ Big Day-team De flierefluiters. (Ik was het jonge broekie.) 75 kilometer gefietst, 95 vogelsoorten. Ik kon het niet laten om er solo nog 8 soorten bij te fietsen. Roerdomp gezien in een nachtkijker! Spierpijn!



Vorige maand verwachtte ik al voor de eerste keer de smaragdlibel te kunnen vinden. Op 5 mei vlogen ze me om de oren. Lees: vond ik er een viertal.


Voor het groentje heb ik nu ook na járen zoeken de juiste opspoormanier gevonden. Juiste tijd van het jaar, juiste weer (zon, geen wind), zoeken naar vliegensvlugge bruine (!) fladderaartjes. Pas als ze landen tonen ze hun mooie groene camouflagekleur. 


Op het moment van schrijven van dit gedeelte van dit bericht (13 mei) heb ik toch alweer achttien befietsbare vlindersoorten bij elkaar weten te sprokkelen. Waaronder eindelijk ook weer eens een landkaartje. In voorjaarskleed. Ik ben benieuwd of ik hem ook nog in zomerkleed te pakken krijg. Dan is-ie een stuk zwarter.


Dát moeten we hebben. De ene gele schoonheid zien overvliegen (slechts vijf seconden, maar voor wielewalen tellen seconden als geluksminuten), terwijl even eerder de andere gele schoonheid door een soortgenoot tegen de grond wordt aangevallen. Waardoor ik de zeldzame plasrombout (lifer!) goed heb kunnen bekijken.





En dan ook nog, ondanks de ingestelde kop-omlaag-libellendag, op precies het juiste moment omhoog kijken en een buizerd en twee wespendieven zien overvliegen. (Op de collage alleen de wespendief.)



Als je in de lente op tijd met libellenkijken begint dan kun je zomaar een niet uitgekleurde grote keizerslibel tegenkomen.





157. 🚴🏼 kwak

Een 2

157. 🚴🏼 kwak
Een dwergstern en een kwartelkoning heb ik laten schieten wegens geen puf, tijd en/of zin om drie kwartier te fietsen. Een kwak op twaalf minuten moest ik natuurlijk wel even bij zijn kladden grijpen. Met moeite, want hij zat wel op zeer grote afstand van mij vandaan.


Voor een betere blik op dit leuke reigertje een kwakfoto van drie jaar geleden. Drie jaar alweer...?!


Lange draden tot aan de grond, met fruitige buideltjes rups. Een mevrouw die ervan griezelde kon het toch niet laten onder de met rupsenweb bedekte boom door te lopen. De rupsen verpoppen later volgens Waarneming beeldherkenning tot kardinaalsmutsstippelmot.



Zo maak je ook nog eens kennis met een vijand van de waterjuffer (azuur of variabele); de rietkruisspin.




Had ik nu enorme pech of geweldig veel geluk? 
Door een stommiteit op de totaal verkeerde plek twee uur door de brandnetels banjeren, op zoek naar de zeer zeldzame bosbeekjuffer, zou je enorme pech kunnen noemen. Maar had ik de juffer ook zo snel en prachtig voor de lens gehad als ik wel in één keer naar de juiste plek was gereden? Door eerder gemaakte verre-afstandfoto’s zou je denken van niet. Bovendien liet hij zich na deze kort maar krachtige ontmoeting niet meer zien. Ik houd het dus maar bij enorm veel geluk. Nummer 41 op de libellenlevenslijst alweer. Door dat lichte boomstammetje achter hem lijkt hij wel speciaal voor mij in de schijnwerpers te zijn gezet.




De eerste 2022-koraaljuffer van het werkgebied. De borstelroofvlieg was er ook heel blij mee.




Na een uur was deze grotekeizerlibellarve nog geen millimeter verder uitgekropen. Een dag later hing hij er zelfs nog precies hetzelfde bij. Letterlijk in het harnas gestorven.




Het gaat lekker met de libellen. Ik sta op nummer twee in de jaarlijst. Jahoepie, zeg ik dan. Soms werkt een libel, of in dit geval een waterjuffer, ook goed mee aan een leuk plaatje. Blauwe scheenbeenjuffer. Let op de verdikte schenen van dit bleke beestje.




Soms zijn ze juist helemaal niet gediend van de libellenpaparazzi en moet je het met een heel schamel bewijsplaatje doen. Gelukkig is de zeldzame zuidelijke keizerlibel door zijn lichtblauwe band herkenbaar uit duizenden. Oké, de zadellibel heeft ook zo’n band maar die is wel héél erg zeldzaam.



Een zestal ook al zeldzame bruine korenbouten. Die soms grijsblauw zijn om beginnende libelliefhebbers te pesten.

Deze plaatjes zijn speciaal geplaatst voor bruine-korenbout-kama-sutra-liefhebbers.

Een schrale groene jaarlijst vogeloogst, deze maand. En de enige zekere vogel voor juni wordt de nachtzwaluw. Maar hopelijk vliegt er nog wel meer moois de tienkilometercirkel binnen. Als ik buiten die cirkel meetel dan zit ik op 166 bewandelde en/of befietste 2022-vogels.

vrijdag 6 mei 2022

Groenejaarlijst 2022 - april



Begin april gaat het snel met de nieuwe binnenkomers. Boerenzwaluw, fitis en zwartkop laten zich de eerste drie dagen al zien en/of horen. Een zeldzame Siberische tjiftjaf, die gezien werd op een plek waar ik even tevoren nog een paar uur gevogeld had, miste ik tot mijn lichte ergernis. Maar kon ik gelukkig een dag later nog meepikken. Heel leuk waren de vier kemphanen in de Lentse Waalstrang. Nooit eerder gezien daar, dus een fijne verrassing.

120. 🚴🏼Boerenzwaluw
121. 🚴🏼Fitis
122. 🚴🏼Casarca




123. 🚴🏼Kemphaan
124, 🚴🏼 Siberische tjiftjaf
125. 🚴🏼 Zwartkop



'Gewone' vogels verlies ik natuurlijk niet uit het oog. Deze blauwe reiger zat wel erg lang met een vermoedelijk gevonden dode vis te stoeien.



Na een tijdje veegde hij zijn snavel af aan iets buisachtigs in het water.

Om vervolgens de (bedorven?) vis de rug toe te keren. Met zijn fraaie borstveren wapperend in de wind.



Iets verderop liet een paartje grote gele kwikstaart zich prachtig bekijken. Ik begrijp van geërgerde collegavogelaars dat deze vogels alleen voor mij, op nog geen tien meter afstand, zo mooi op een steen poseren. Het mannetje heeft o.a. een zwarte kin en keel.



Bij het vrouwtje is die wit. En ze zijn wat bleker geel.


Een paar weken eerder had ik er maar liefst vier op dezelfde plek! Maar met meer dan twee tegelijk op de foto wilden ze niet.





Nog even terug naar vorige maand. De Ooijpolder. Alwaar duizenden spreeuwen voor het slapen gaan een geweldige luchtshow weggaven. Geïnterrumpeerd door een havik (of was het een vrouwtje sperwer?) die wel zin had in een hapje spreeuw. Maar zonder prooi afdroop.



Tijdens een drijfnatte week, begin april, maakte ik gebruik van een paar uurtjes droog weer om de eerste dwergmeeuwen te twitchen. Leuke bijvangst; de eerste drie 2022-visdiefjes. Een gele kwikstaart liet zich nog niet zien. Tapuit en beflijster hielden zich ook nog verborgen. Zeker die eerste twee gaan hieronder nog voorbijkomen. (Ik schrijf dit blog in stukken en brokken in chronologische volgorde.)



De dwergmeeuw is het kleinste meeuwtje ter wereld. (Als je dat zegt zijn mensen sneller geïnteresseerd dan wanneer je alleen de merknaam noemt.) Op dit bewijsplaatje is het verschil in grootte met de kokmeeuw mooi te zien.




Bééldschoon vogeltje, de visdief. Hoe krijg je hem zo vormgegeven!




Daar is-dan. Zoals hierboven al verwacht. Een mooi mannetje tapuit op 8 april. Ze worden verder nog maar weinig waargenomen.




En ook de bruine kiekendief is van de partij. Weggejaagd door woedende kieviten.




Een Arnhemse gele kwikstaart. Ik moet hem nog met behulp van kevertjes, vliegjes en mugjes binnen mijn tienkilometergrens zien te lokken.




Ik dacht ik fiets nog even snel naar de plek waar vanochtend een beflijster was gezien. Maar nee hoor, er zat alleen maar een havik die een zwarte wouw verjoeg.




En dan fiets je de ochtend na de gedipte beflijster toch nog even snel naar het gebied terug...




En dan schaam je je bijna dat je deze mooie jongen (?) ook weer ziet. Maar nu vlak boven je hoofd. Vuig Fietsvogelaarsgeluk!




De grutto’s zitten inmiddels aan de goede kant van de tienkilometercirkel. De vogel met ringnummer 2506478 wordt al vanaf 2014 gevolgd en vliegt jaarlijks vanuit Spanje naar Nederland om hier te broeden. Of een poging te doen om te broeden.

126. 🚴🏼 Dwergmeeuw
127. 🚴🏼 Visdief
128. 🚴🏼 Tapuit
129. 🚴🏼 Bruine kiekendief
130. 🚴🏼 Grutto
131. 🚴🏼 Rietzanger
132. 🚴🏼 Gele kwikstaart
133. 🚴🏼 Zwarte wouw
134. 🚴🏼 Oeverzwaluw
135. 🚴🏼 Huiszwaluw
136. 🚴🏼 Snor
137. 🚴🏼 Beflijster
138. 🚴🏼 Sprinkhaanzanger
139. 🚴🏼 Boompieper
140. 🚴🏼 Gekraagde roodstaart



141. 🚴🏼 Bonte vliegenvanger
142. 🚴🏼 Koekoek
143. 🚴🏼 Braamsluiper
144. 🚴🏼 Grasmus

Ik hoopte op koekoek, braamsluiper en grasmus toen ik de Ooijpolder in fietste. En kreeg gelijk een koekoek waar een braamsluiper doorheen zat te zingen. En kort daarop een grasmus. Goed begin van de dag!

145. 🚴🏼 Nachtegaal
146. 🚴🏼 Kleine karekiet
147. 🚴🏼 Zwarte stern




148. 🚴🏼 Paapje
149. 🚴🏼 Tuinfluiter
148. 🚴🏼 Paapje
149. 🚴🏼 Tuinfluiter
150. 🚴🏼 Noordse kwikstaart
151. 🚴🏼 Groenpootruiter
152. 🚴🏼 Boomvalk
153. 🚴🏼 Gierzwaluw



Even snel de Ooijpolder in en uit fietsen, was het plan. Uren later stond ik in de Millingerwaard op twintig meter afstand naar een groepje beflijsters te kijken. Vergezeld door mijn tweede paapje van het jaar. Een zelfdiscipline van nul komma nul! Dat krijg je als je iedere dag denkt ‘Wat zou ik doen als dit de laatste dag van mijn leven is?’ Volgens de statistieken ga ik de zevenennegentig niet halen. En in tijden van wereldwijde epidemieën en oorlogszuchtige krankzinnigen is het misschien niet eens zo’n gekke gedachte om zoveel mogelijk de dag te plukken. Ho, ho, Fietsvogelaar, dit is een luchtig blog over vogels en insecten! Snel door naar mijn geniepige opschepperij over wat voor moois ik eind april heb gezien.



Nummer 150 op mijn Groenejaarlijst bijvoorbeeld. Een Noordse kwikstaart. Een tijdje later dus gevolgd door mijn vijfde (!) beflijsterwaarneming deze maand. Heb ik gewoon geluk of trekken er dit jaar meer beflijsters door Nederland dan in een ‘gewoon’ jaar?



“Sukkel!” Eerst was ik stomverbaasd. Een hoogbejaarde man, met een dophelm op zijn vlezige hoofd, die me vanuit zijn rechtermondhoek uitschold, precies op het moment dat hij achter me langsfietste. Terwijl ik vreugdevol naar twee jagende boomvalken stond te kijken. Nu heb ik een verrekijkerriem die na verloop van tijd steeds meer uitrekt. Zodat de kijker op een gegeven moment op kruishoogte hangt. Die kijker had ik op dat moment vast. Dus het kan zijn dat hij dacht dat ik op het fietspad aanstalten maakte om te gaan plassen. Maar daar ben ik echt véél te plasfobisch voor. En ook wel te beschaafd. Op dat soort momenten oefen ik altijd weer mijn paranormale gave om met mijn gedachten auto- en fietsbanden op afstand te laten klappen. Helaas liet die gave mij ook deze keer weer in de steek.



Mijn beoogde libellendoelsoort heb ik nog steeds niet kunnen vinden. De smaragdlibel heeft zich nog niet aan mij laten zien. Wel twee andere lifers: de variabele waterjuffer. Prachtig juffertje.



Én (vermoedelijk) m’n eerste glassnijder. Of nou ja, zijn jas aan de kapstok. Het beestje zelf moet nog mooi op een fotogeniek blaadje voor me gaan hangen.



Te vers helaas. Een klein half uurtje wachten levert meestal wel een naam op.” 

Commentaar op waarneming. Weer wat geleerd! ‘Juffer onbekend’.




‘Even met m’n voet die dode buizerd in de berm verplaatsen om z’n kop te bekijken.'

Hij lag er bij als de papegaai uit de beroemde Monty Python-sketch. Ik schrok me dus een hoedje van heb ik jou daar toen hij  in aanvalspositie overeind schoot. 




Zeker tien minuten bleef hij in deze houding zitten. De boswachter, die ik via via op het zieke of gewonde beest had geattendeerd, heeft hem niet meer kunnen terugvinden. 



De allerlaatste aprildag had kunnen eindigen met een klapper van jewelste. Helaas was de Noordse kwikstaart met witte keel géén zeer zeldzame witkeelkwikstaart. Flauw ook van dat beestje om slechts drie zeer matige bewijsplaatjes lang te blijven zitten. Weinig determineermateriaal. Voorlopig moet ik het qua zeer zeldzamerigheid met mijn Ooijpoldervlieg doen. Leve de kirbya moerens!

Op naar mei. Waar ik snel bosrietzangerspotvogel en wielewaal (o, die geweldige wielewaal!) hoop te verwelkomen. En de grauwe klauwier. En de nachtzwaluw. En ik vergeet vast nog iemand.