vrijdag 3 juli 2020

Beroemde ooievaar, ontsnapte uil, kluut op stelten



De gemelde, zeldzame orpheusspotvogel liet zich zien noch horen bij de Kaliwaal. Ik moest het met deze bosrietzanger doen. Een minstens zo mooi vogeltje. Dus ik heb maar niet met een gefrustreerd hoofd een breuk in het asfalt gebonkt.




Thuis hadden wij jarenlang een opgezette gaai in de gang hangen. Die was van mijn opa geweest. (Die, behalve dat hij natuurliefhebber was, ook graag tekende. Ik herinner me dat hij de jonge Mars vroeg een bloempot te tekenen. Tot zijn vreugde tekende ik de bovenkant ovaalvormig. En trok ik niet  een simpele, rechte lijn zoals de meeste kinderen zouden doen. Ik was al jong ón-ge-loof-lijk talentvol.) Die gaai is verloren gegaan bij het opruimen van het ouderlijke huis. Ik vind opgezette dieren nogal luguber maar had hem als studieobject nog wel willen hebben.


s Zondags trekt iedereen de natuur in. Voor mij is dat een goede reden om die dag om te ruilen met een doordeweekse dag. Toevalligerwijs viel de maandag, die ik deze keer koos, op 15 juni. Precies de datum waarop ik zes jaar eerder voor het eerst met een verrekijker op pad ging. Mijn vogelaarsverjaardag! In die tijd kon ik nog maar net een pimpelmees van een koolmees onderscheiden. Van een putter had ik nog nooit gehoord. Het werd een topverjaardag!




Achtereenvolgens lieten maar liefst drie cetti’s zangers hun aanmoedigende riedel horen tijdens mijn tweede fietstochtje naar de orpheusspotvogel bij de Kaliwaal. Die liet zich deze keer wél zien. Op grote afstand zat hij in een meidoorn te zingen. Zó ver weg dat ik hem niet eens kon horen. Maar hij staat nu wel mooi op mijn 2020-jaarlijst. Jeweetwel, die lijst waar ik niets meer aan zou doen. Tweede keer in mijn korte vogelaarscarrière dat ik de orpheusspotvogel te zien kreeg.





Nee, dan die andere zeldzame vogel! Die liet zich en goed bekijken en goed beluisteren.





En potverdorie, wat een prachtzangertje is de struikrietzanger toch! Ik zet hem gewoon in de top 5 ‘mooist-zingende-vogels-in-Nederland’. Kan mij het schelen!





Bosrietzangerachtige geluiden werden afgewisseld met heerlijke, boterzachte riedeltjes. Visueel opgefleurd met wilde-bloemenpracht.


(
Ik zie geen teek meer onder zijn linkeroog. Dus het kan zijn dat ik hier gewoon een ordinaire bosrietzanger zit te bejubelen. Vertel dit niet verder s.v.p.)

Vergeet ik nog bijna te melden dat ik, voordat ik bij de orpheusspotvogel arriveerde, op nog geen twintig meter afstand een das de weg zag oversteken. Of nou ja, hij schoot halverwege weer terug het struweel in toen hij me zag aan komen fietsen. Bij de struikrietzanger hoorde ik gekraak achter me en zag ik een vos wegschieten. Dus qua zoogdierwaarnemingen was het ook feest. Beide beestjes zag ik zo’n twee seconden per stuk. Een foto zat er dan weer niet in.




Bij dezelfde struikrietzanger scharrelde een puberende, onscherpe blauwborst rond. Hij heeft nog geen oranjerode borstband.





Half juni: veel vogelouders met een snavel vol griezelvoer voor hun jongen. In dit geval een graspieper met opgebold verenkleed. 
Wachtend tot de kust veilig is om het nest te bezoeken.




Je ziet ze regelmatig biddend boven het veld. En soms zie je ze ook duiken naar een prooi. Deze keer was het ook nog eens raak. Het mannetje torenvalk dook buiten beeld in het hoge gras en kwam met iets muisachtigs weer boven.





Iets verderop was het een drukte van belang qua natuurschoon. Vijftien lepelaars werden vergezeld door een viertal casarca’s.





En een kluut. En een groep nijlganzen. Maar van die laatsten worden wij vogelaars nooit zo opgewonden.





Onder de lepelaars ook nog een aansteller met een hele kleurenset armbanden. Waarop je God-weet-wat allemaal kunt aflezen.





Ik wilde nog wat jonge zwarte sterns vogelgraferen. Maar een andere zwarte vogel, een flink eind weg, trok mijn verrekijkaandacht. Zwarte wouw! Mijn vierde zeldzame vogel deze verjaardag! Zijn staart is minder diep gevorkt dan die van de rode wouw. En hij heeft één vinger meer aan beide vleugels.

De vogelaarsverjaardag eindigde met een gezellig toetje. Een wegvliegend ijsvogeltje bij het H-D gemaal.




We naderen het begin van de zomer. Vogels laten zich minder zien en de eerste ellendige hittegolf wordt #@&%!!! alweer aangekondigd.


Wederom een valk met prooi. Deze keer bungelt er duidelijk een vleugel met vogelkopje in de klauwen van deze boomvalk. Ik gok op een zwaluw.




De Beleef-de-lentelepelaars lieten het dit jaar flink afweten. Geen nestbouw, paring of opgroeiende kuikens voor de camera’s. De ooievaars zijn betrouwbaardere acteurs. Nu ik na een mislukte wespendiefjacht toch in de buurt van Gennep was, besloot ik een paar foto’s te schieten van het beroemdste Nederlandse ooievaarpaar van dit jaar.




Drie jongen hebben de ouders op de wereld gezet. Hier hebben ze hun snavels open tegen de warmte.





Ze zullen vast wel even hebben moeten wennen aan het onder hun liggende volle terras. Dat van Mark (qua corona) weer geopend mocht worden. (Ik mag Mark zeggen.)






Eerste hittegolfdag van 2020. Eindelijk weer eens een grote gele kwikstaart bij het H-D gemaal. Er zaten er zelfs twee.





Als je op die plek gewoon een uurtje gaat zitten, dan zie je met zekerheid huismussen...





Heb je goede kans op waterhoen...





En met flink wat meer geluk wordt de plek ook bezocht door putter...





En ijsvogel. In mijn geval zelfs op slechts een paar meter afstand. Hij bleef wel net te kort zitten voor een haarscherpe foto. Dat was wel jammer.





Lang niet zo onscherp echter, als dit plaatje van een buizerd die door een torenvalk wordt verjaagd. Ik plaats hem gewoon omdat je wel mooi het verschil in grootte kunt bekijken. (Al zit er nog wel wat afstand tussen de twee.) En je ziet mooi de zwarte eindband op de staart van de torenvalk. Handig bij het determineren.





Wéér een plaatje van een roofvogel met prooi. Deze keer een buizerd met iets wat in mijn ogen nog het meest op een kikker of pad lijkt. 





Hoe staat het eigenlijk met de ooievaars op de eerste natuurlijke nestplaats in de Ooijpolder? Die zijn lastig te zien. Maar er is minstens één jong uit z'n ei gekropen.

Financieel gezien overigens verstandig dat de ooievaars niet voor een nestpaal hebben gekozen. Ik las ergens dat ze daar een vergunning van 450 euro voor moet aanvragen. En dat zo'n paal 1200 - 1300 euro kost. 




Een leuk spelelement voor een vogelaar is om de Peter R. de Vries uit te hangen. Om achter de verblijfplaats van een vogel te komen. Die worden soms geheim gehouden als het een vogel betreft die een hoop vogelaars en fotografen kan trekken. Die kunnen namelijk voor overlast zorgen en/of de vogel verstoren. 

De oehoe is zo’n vogel. Ik kreeg een recente foto van deze uil onder ogen en kon aan de hand van de naam van de fotograaf uitvissen waar zij vandaan kwam. Toevalligerwijs woonde een bekende van mij in een nabijgelegen gebied en kon ik hem vragen of hij het raamkozijn waarin de oehoe zat herkende.





Dat kon hij niet, maar een dag later fietsten we met ons tweeën door het gebied. En vonden we vrij vlot het raamkozijn, plus bijhorend oud boerderijtje. Zonder oehoe.
Na een solowandeling in een nabijgelegen bos en nog een uurtje rondhangen bij de boerderij, zag ik hem alsnog. Op foto’s lijkt hij nog wel een beetje op een ransuil. Maar in levende lijve is hij stúkken groter. Een gemiddelde ransuil is 35 tot 37 centimeter lang, een oehoe 60 tot 75 centimeter. Geen twijfel mogelijk!





Hij droeg kweekringen, dus het is een ontsnapte vogel. Vogelaartechnisch dus oninteressant. Maar stukken leuker om te zien dan een oehoe achter het gaas of op de arm van een valkenier.





Blijkbaar vond hij de regen, die op een gegeven moment begon te vallen, wel verfrissend. Hij bleef er gewoon in zitten. Schudde wel zijn kop even goed uit.




Nu maar afwachten of we er binnenkort een nieuwe terror-oehoe bij hebben. Vooralsnog lijkt hij vooral geïnteresseerd te zijn in het ordenen van zijn vederpak en het nemen van koude douches.




Het gaat goed met de roodborsttapuit. Op de foto een volwassen mannetje met zijn jong.





Die best nog wel een afzonderlijk close-up-plaatje waard is.





Ze heten niet voor niets torenvalk. Bij het afzoeken van de openingen in de muren van kasteel Hernen, in de hoop op een steenuiltje, zag ik de staart van een torenvalk.
Die, toen hij mij (op grote afstand) in de gaten kreeg, luid krijsend mijn richting op vloog. Om vervolgens boven mij in een boom te gaan zitten.





De reden werd me al snel duidelijk. Nestverdediging! Vier kuikens lieten hun verbaasde kopjes zien.
 







Meer dan voldoende juniprachtwaarnemingen voor één bericht. Zou je denken. Maar ja, die steltkluut in Waterrijk Oost kon ik natuurlijk niet laten liggen. Met als gevolg een nóg langer blog.





Het begon gelijk alweer wonderschoon met twee jagende bruine kiekendieven. Waardoor ik mijn vierde bewijsplaatje van roofvogel met prooi kan plaatsen. Deze keer kan ik niks van de prooi maken. (Volgens mij heb ik ook nog een prooioverdracht gezien. Maar dat was zo hoog in de lucht dat ik het niet met zekerheid kan zeggen.)




Eén van de vogels riep langdurig. Zodat ik nu ook weet hoe een kiekendief klinkt. Het waaide die dag fors, het weer was bewolkt en het verkeer raasde luidruchtig. Dus zowel de foto- als de geluidsopname had veel beter kunnen zijn. Al zul je mij niet horen klagen over een poosje kiekendiefwaarnemen.





Aangekomen bij het Waterrijk kon ik de steltkluut niet vinden. En stortte ik mijn aandacht maar op de grote groep kokmeeuwen. In de hoop op eindelijk eens een keer een zelfontdekte zwartkopmeeuw




Bingo! Met het blote oog nauwelijks van elkaar te onderscheiden. In de camera zijn de verschillen echter goed te zien. Tip: let ook op de witte slagpennen. Die van een kokmeeuw hebben een zwarte punt.




Een tijdje later liet de steltkluut zich toch nog zien. Een fraaie jongedame.







Op een gegeven moment foerageerde ze zo dichtbij, dat ik nabij wonende collega L. belde met de vraag of hij een zeer zeldzame vogel wilde zien.





Daarvoor moest hij zich wel even losrukken van Spartacus. Maar de afgehakte, rondvliegende ledematen en rondbeborste Romeinse dames konden best even wachten voor een blik op zo’n prachtvogel. 


Dit vind ik wel een leuk mikadoplaatje. Z'n poten kunnen zo meedoen.



Zoals te zien op deze foto is ze kleiner dan een kokmeeuw. En dankzij haar stelten een stuk langer dan een tureluur.




Veel jonge vogels deze middag. Zoals deze gele kwikstaart.





En deze, we zien jullie wel, scholekstertjes.





Intussen zat pa lekker te badderen. Of ma. Geen verschil in vederkleed.




Arme drommel. Misschien was hij het wel, hierboven in de klauwen van de bruine kiekendief. Deze jonge kievit zal het niet lang meer maken. Als je het mij vraagt.





Hij ziet er minstens zo armoedig uit als de kievit. Maar ik zie hem zijn laatste adem voorlopig nog niet uitblazen. Biddende buizerd. (Ja, die bidden ook. Alleen niet zo vaak.)




We sluiten af met kleine plevier 
nummer 6. 

1 opmerking:

  1. Heerlijk blog, dank voor alle moois en wetenswaardigheden en natuurlijk de humor.
    Groeten,
    Roos

    BeantwoordenVerwijderen