maandag 6 augustus 2018

Zwarte-ooievaartijd



Oude Waal, Ooijpolder. En de droogte woekert maar voort. 10B's onbewoonde nestvlot ligt inmiddels helemaal droog.




Vlot 32 drijft nog op een laagje water. Voor zolang het duurt. Ik blijf me verbazen over het enorme groeitempo van de jonge zwarte sterns. (Daarmee verradend hoe matig mijn vogelkennis eigenlijk nog steeds is.) Voor de tweede keer zag ik een kuiken een prooi uit zijn snavel laten vallen. Hersenen van een paar weken oud jong kunnen blijkbaar nog niet bevatten dat je makkelijk even achter zo'n dood visje aan kunt zwemmen.




Zwemmen kunnen ze namelijk prima. Helaas was ik net te laat om een foto te maken van 32A (of B) die naar 32C zwom. 32C die tijdens het voeren regelmatig met zijn rug naar zijn ouders gaat staan. En wellicht om die reden langzamer groeit dan zijn broertjes. (Voor het gemak maak ik er maar allemaal jongetjes van.) Links op de foto de enige ouder die ik nog zag. Even zeer verdiend uitrustend op een paaltje.




Toch nog een nieuwe, overvliegende bezoeker bij de nestvlotjes. Een roepende wulp.





Even verderop een oeverlopertje tussen de wilde eenden in eclipskleedMannetjes wilde eend in travestie, zeg maar. Heel toepasselijk tijdens de pride-week. Lekker jezelf zijn!




Nog nooit zo'n grote groep oeverlopers gezien, dacht ik ter plekke. Thuisgekomen begin ik toch te twijfelen. Is de Nike-streep van de dikkerdjes in het midden wel diep genoeg? Zijn het geen witgatjes? Stomme eeuwige achteraftwijfel. Het blijken inderdaad allemaal oeverlopers te zijn.




"Wéér zo'n ktufotograaf!" Ik riep het zelf maar, nadat ik vijf ooievaars, waarvan drie zwart, twee groenpootruiters, twee witgatjes, drie blauwe reigers en een grote zilverreiger de lucht had ingejaagd. In een iets te enthousiaste poging ietsje dichterbij te komen voor een betere foto. Tot mijn opluchting, en die van de andere drie vogelaars, keerde het grootste gedeelte van het spul na een rondje vliegen weer terug op de plas. En achteraf gezien was die vliegende meute de mooiste waarneming van de avond. Dus ik voelde me niet ál te schuldig. Maar heb m'n lesje weer geleerd.






Twee juvenielen en een volwassen vogel. Die laatste herkenbaar aan de rode snavel en poten.





Zwarte ooievaar is geen naam die de lading helemaal dekt. Ik zie ook nog groen en paars in het verenkleed. Op de achtergrond passeert een witgatje.




Blauwbekkend van de kou... (Of is-ie op een sidderaal gaan staan?) Tot blijdschap van ons gezelschap koelde het deze avond door een stevige bries wel af tot een graad of vijfentwintig. Heerlijk fris! 






De 'zwooien' kregen een tijdje later gezelschap van een groep lepelaars. Achter onze ruggen kondigden de juvenielen hun komst aan met hun "raspende bedelroep".





Op de terugweg, in de schemering, passeerde ik nog de zwarte-sterndrieling. Die had zich verplaatst naar de vlotjes in het diepste waterpunt. Hopelijk komen die niet droog te liggen voordat de kuikens vliegvlug zijn. Anders vormen ze vrees ik een aangenaam maaltijdje voor een passerende vos of andere jongesternliefhebbers.




Een dag later. Toch maar weer even gaan kijken of de zwarte ooievaars er nog zitten. Maar eerst bij de Oude Waal een groep van achttien watersnippen fotograferen. Kiezen tussen een onscherpe foto met de meeste snippen of een scherpere met minder snippen. Ik ga voor kwantiteit.




Wat verderop een bosruitertje tussen de kieviten.




Het kan haast niet anders dan dat (naar ik vermoed) de enige aanwezige ouder van de vlot 32-kuikens, hard tegen een burn-out aanleunt. De meeste indringers — watersnippen, wilde eenden, oeverlopers — worden dan ook met rust gelaten. Maar een jonge meerkoet óp het vlotje van zijn jongen gaat hem toch echt te ver.





Ondanks dat twee van de drie jongen inmiddels wegvluchtvliegvlug zijn. Op een gegeven moment hadden ze zich verspreid over drie vlotjes.




Een prooi, insect in dit geval, niet uit je snavel laten vallen blijft een moeilijke opgave.





Een paar meter verderop een meerkoet die daar zeker twee uur onbeweeglijk heeft gezeten. Duidelijk gewond. Ik heb getwijfeld tussen een traumahelicopter bellen of de natuur gewoon zijn gang laten gaan.




Witte kwikstaarten zie je regelmatig langskomen bij de sternvlotjes. Maar voordat ik die van zo'n grote afstand fotografeer moet er minstens een watersnip bij gaan zitten. Volgens mij heb ik, achteraf gezien, ook een juveniele blauwborst gezien. Maar zo ver weg in het riet dat ik niet de moeite nam om te proberen hem vast te leggen. Nu spijt van natuurlijk!





Tijdens het fotograferen van de watersnippen kreeg ik van een passerend vogelaarsechtpaar te horen dat de zwarte ooievaars opgevlogen waren door een opdringerige fotograaf. (Ktufotografen!) Ze waren hoog in de lucht verdwenen. Ik achtte de kans echter aanzienlijk dat ze na verloop van tijd zouden wederkeren naar het van de kikkers uitpuilende plasje water. En kreeg gelijk.








Met het risico mijn blogbezoekers een acute slaapaanval te bezorgen plaats ik toch maar weer een setje foto's van de vogels.




Gelukkig zat er ook een groenpootruiter. Toch nog een beetje afwisseling.




Ik vrees dat de meest opwindende foto die ik heb kunnen schieten, die van een kakkend exemplaar is. Voor de rest lopen ze alleen maar eindeloos naar prooitjes in het water te zoeken. (Als een agressieve blauwe reiger even krijsend naar ze uithaalt ben je natuurlijk net niet snel genoeg met je camera.)

Op het moment van schrijven (dat is nu) lijken de ooievaars definitief vertrokken te zijn. Voor het laatst gezien om 11:28, vliegend in noordelijke richting.