donderdag 31 december 2020

Éindelijk een foto van een...




Even een appje gestuurd naar V., met de vraag of zijn invoer van twee roodhalsfuten en één kuifeend op waarneming.nl daadwerkelijk klopte. Of dat hij op een lollige manier liet weten dat de kuifduiker zich niet meer op KP7 bevond. Of dat hij misschien nog niet helemaal wakker was. Het laatste! Dus hup, op de fiets richting Kraaijenbergse plassen, om deze hier zeer zeldzame watervogel te gaan zien.





De kuifduiker werkte goed mee. Hij liet zich direct zien op de doorgegeven plek, dus ik kon onmiddellijk, samen met tegelijkertijd gearriveerde collegavogelaar G., wat plaatjes schieten.





Ik had verwacht dat hij in zijn winterkleed veel meer op zijn familielid de geoorde fuut zou lijken. Maar dat viel mee. Hij zag er toch wel anders uit. Mijn bij elkaar gesprokkelde vogelervaringen van de laatste jaren hebben er natuurlijk ook wel voor gezorgd dat ik vogels steeds beter ga zien. En dat is een blijde vaststelling.





Doordat hij in zijn brandgans-eentje was en geflankeerd werd door twee meerkoet-bodyguards, meende ik iets bijzonders aan hem te zien. Het is echter een heel gewone brandgans. Dat maakt hem niet minder mooi.





De lucht vulde zich met honderden toendrarietganzen. Dus dan speuren wij vogelaars gelijk naar een zeearend. Helaas, het was weer eens een helicopter. Geen luchtfoto’s; de camera-accu wilde niet meer.





Ik zou eigenlijk achter automobilist G. aan fietsen richting het uitkijkpunt op KP7. Een tiental vogeltjes die ik niet ónmiddellijk herkende, hield me tegen.





Heerlijk van de rozenbottels snoepende groenlingen! Van alle boos kijkende vogels misschien wel mijn favoriet.





Ik zat gehurkt op een parkeerplaatsje. Achter me hoorde ik wat zachte geluiden. Na een kleine zeventig foto’s genomen te hebben draaide ik me om en zag ik dat een man zijn fiets zo geluidloos mogelijk op zijn auto aan het bevestigen was. Om mijn vogeltjes niet te verjagen. Bijzonder sympathiek.





Uiteindelijk vlogen de groenlingen weg door een passerende, nieuwsgierige jongedame met twee honden. Gelukkig had ik mijn portie vogelkijkgeluk toen al binnen.





En kon de schemering langzaam maar zeker gaan beginnen met invallen.





Eerder die week zaten er ook al de twee hierboven genoemde zeldzame roodhalsfuten op de Plassen. (Lastig te vogelgraferen in de kou en regen. Met allemaal struiken voor je neus.)










Niet heel opwindend meer, maar zo mooi poserend in het zonnetje kon ik hem niet ongevogelgrafeerd laten. Kramsvogel.





‘Ik zal dit jaar toch niet de zwarte mees missen....?!’ Met die vrees heb ik driekwart 2020 rondgelopen. Coronavrees was er niets bij. Totdat ik er een paar weken geleden, binnen een paar dagen, twee tegenkwam. Toen was het nog minutenlang de nek verstijven; hoog in de boomkruinen op zoek naar de veroorzaker van het zm-roepje. Nu landde er zomaar een op twee meter afstand voor m’n voeten. Sympathiek beestje! Verschil met de koolmees: kleiner, blekere gele borst, geen zwarte stropdas en een witte rechthoek op zijn dikke achterhoofd. Dichtbij, maar te donker voor een goed plaatje. En zo is er altijd wel wat.

------------

Pats, boem, onderuit, bij het zoeken naar houtsnip. Gladde bladeren. Net niet gespietst door vervaarlijk uitstekende, schuin afgezaagde struiktakken. Ik had wel drie heupen kunnen breken! Maar ik had niets. Al helemaal geen houtsnip.





Rotgansherkansing!
Een ochtendmelding van profivogelaar M. op twintig minuutjes fietsen. De melding was alweer een tijdje geleden maar natuurlijk waagden we de middaggok. Elke smoes om de natuur in te vluchten pakken we met beide handen aan.
Het was nog even ongeduldig zoeken tussen de honderden kolganzen. Maar uiteindelijk kreeg ik een mooi mannetje, mistige rotgans voor de lens. 





M. maakte een mannetje van de gans omdat de vogel zich nogal territoriaal gedroeg. (Hij gedroeg zich heel rot, zeg maar.)



Opvallend kleine snavel heeft-ie.

------------

Terwijl ik sta te genieten van vier roepende staartmezen op de uiterste punten van een struik: “Hé man met de verrekijker, dit is veel mooier!”
Als een vogelaar érgens een hekel aan heeft, dan is het wel aan schreeuwende mensen. Ik besluit toch maar naar de persoon, die zo’n honderd meter verderop staat, te lopen. Geen verrekijker voor z’n ogen, wel een mondkapje onder zijn kin.
“Mooier dan vier staartmeesjes?”, mompel ik op mijn hoede.
“Véél mooier! Kijk!” Hij wijst tussen twee woningen door naar een grijs gestalte op een boomtak en vraagt: “Wat is dat?” 
Uit beleefdheid zet ik nog even m’n kijker voor mijn ogen. Om hem vervolgens te vertellen dat we tegen de rug van een blauwe reiger aan kijken.
“Mooi hè?! En die twee vogels boven hem?”
De twee zwarte kraaien boven de reiger vindt hij ook heel mooi. Vermoedelijk mede dankzij mijn vermoeide gezicht wandelt hij snel weer vrolijk verder en keer ik terug naar mijn oude plek. Waar ik nog net een ijsvogel over het water zie schieten.

------------

Eens zien wat ik de laatste twee 2020-weken nog bij elkaar weet te vogelen. Gunt Moeder Natuur mij nog een kruisbek? (Ik denk dat ik daar heel hard naar kan fluiten.) Ga ik nog drie uur fietsen voor een parelduiker? We zullen het zien...

------------

Normaal gesproken had ik dit blog nu online geplaatst. 
Maar omdat een béétje leesvoer dubbeldik gaat tijdens de kerstdagen, doe ik daar ook maar eens aan mee. Corona-lockdown-leesvertier.





Kruisbekgeluid leren. In de hoop dat die kreng… prachtvogels zich éindelijk eens een keer laten horen. En zien!

Dit had ik op Instagram geplaatst. En weer verwijderd omdat de tekening daar al eerder als onderdeel van een schetsvel stond. En uit lichte irritatie omdat mijn leukste tekeningen altijd veel minder likes krijgen dan mijn commerciële tekeningen. Die vaardig gemaakt zijn. Maar qua stijl zijn ze behoorlijk gewoontjes. En meestal half mislukt. Wat doorgaans alleen door mij wordt gezien. Want ik ben de enige die weet hoe ze er uit hádden moeten zien.







Eén dag later...!

Misschien wel hét vogelvreugdemomentje van het jaar. Ik had m’n fiets nog maar net aan een boom vastgeketend. Bij ontdekking van het silhouet zoomde ik gelijk al filmend in. (Mocht de kruisbek wegvliegen, dan heb je in ieder geval een bewijsscreenshot voor je blog). Hevig met mijn camera slingerend, omdat de opwinding me bijna te veel werd.





Het geluk hield niet op. Want vlakbij vond ik nog een vijftal vogels waar ik, met een stuk meer pijn en moeite, ook nog wat plaatjes van kon schieten. Van hun nimmer meer te vergeten ‘kiep, kiep’-roepje maakte ik een winderige geluidsopname met mijn bijna overleden iPhone.





De vrouwtjes zijn groen, de mannetjes rood.





Tijdens mijn kruisbekplaatjesjacht vlogen er verschillende zingende goudhaantjes om me heen. En lieten kuifmees, glanskop, boomklever, staartmees en ja, wederom een zwarte mees zich mooi zien. De truc om zoveel mogelijk bosvogels waar te nemen is simpelweg een half uur op één plek blijven hangen. En daarbij zo min mogelijk te bewegen. Geduld vereist!

Na al dit moois kwam ik, behalve veel verwonderd en nieuwsgierig kijkende wandelaars, ook nog een hond uitlatende, versgeheupte collega tegen. Zodat ik mijn kruisbekvreugde gelijk even kon ontladen. Topvogelmiddag!





Hij stond al op mijn 2020-jaarlijst, maar een beflijster halverwege december is bijzonder genoeg om de fiets te pakken en een blik op deze overwinteraar te werpen. Ook al régent het dat het giet. Helaas had de vogel meer moeite met de regen dan ik en had ik een flinke vogeldip te pakken. Op de terugweg had ik dan wel weer het geluk de Ooijpolderklapekster wel heel dichtbij te zien zitten. In de regen heb ik wat plaatjes geschoten waarvan ik dacht: ‘Dat zou wel eens wat kunnen worden’. 





Plaatjes waarbij ik dat denk vallen bij thuiskomst altijd tegen. Nou ja, zo vaak zie je nou ook weer niet een kletsnatte klapekster. Dus ik gooi ze maar weer op m'n blog. 





Ook vrij bijzonder, diezelfde dag; overwinterende lepelaars. In een opvallend droge Oude Waal. Als het toch nog plotseling hard gaat vriezen, dan zijn ze de pineut. Vrees ik.





Ver weg in het riet maar met onmiskenbaar geel hoedje: bruine kiekendief. Nog zo'n vogel die normaal gesproken naar het zuiden getrokken zou moeten zijn. (De meeste dan.)


Echt meewerken deed-ie niet. Maar ik was allang blij dat ik 'm eindelijk, alsnog in mijn vizier kreeg. Het mannetje winterbeflijster in de Ooijpolder. Schuwe vogel. Behulpzaam aangewezen door M., J. en E. 


Hij moet het doen met deze schrale collage. Eigen schuld. Had-ie maar dichterbij moeten zitten. We leuk dat ik hem ook even heb kunnen horen. Al bij al een ideaal Eerste-kerstdag-cadeau. En daarvoor heeft hij niet eens onder mijn kerstboom hoeven liggen. Ik heb ook helemaal geen kerstboom. Ik ben wel gek om een mooie, levende boom om te hakken, vol te hangen met kitscherige snuisterijen om hem vervolgens een langzame dood te laten sterven in Huize Fietsvogelaar! Wie bedenkt al die malle tradities toch?! Was dat Jezus? Arresteren, die man! (Sorry, ik dwaal af.)





Hola, toch hopelijk geen huis in aanbouw in brand, op Eerste kerstdag?




Gelukkig, het is iets vuurkorfachtigs. Kerstvreugdevuur, gok ik.

Ga ik hiermee eindigen? Of ga ik op de állerlaatste dagen van 2020 nog iets fotografeerwaardigs zien vliegen? De spanning is om te snijden!

-------------------------

31 december 2020: het enige wat ik heb zien vliegen is mijn top 10-positie uit de VWG-Nijmegen-e.o.-jaarlijst! Geëindigd als elfde. Nederlaag van jewelste. Wat een rampjaar! (190 vogels.)

Intussen wens ik al mijn lezers (ja, jullie twee daar!) een van schoonheid sidderende kruisbek-, houtsnip- en/of roerdompwaarneming toe in het nieuwe jaar! En gezondheid, warmte en liefde en zo.

Edit: om mezelf even te troosten; ál mijn vogels zijn per fiets waargenomen. Op een fietstoplijst soorten 2020 zou ik dik in de top 3 staan! (Denk ik...)

dinsdag 1 december 2020

Siberische tjiftjaf




Millingerwaard. Ze zaten wat ver weg, maar het licht was niet onaardig en het zijn natuurlijk prachtige lijsters. De koperwiek en de kramsvogel. Zo naast elkaar kon je mooi zien dat de koperwiek een stuk kleiner is.






Nog wat kramsvogels.





En nog een koperwiek. Met koper. Onder zijn wiek.





Jonge merels hebben nog geen gele snavel.





Terwijl ik gehurkt deze vogels aan het vogelgraferen was, kwam er opeens een konikpaard op me af gelopen. Niks geen anderhalve meter afstand houden! Laat staan fatsoenlijk een mondkapje dragen. Vermoedelijk wilde ze me laten weten dat ze behoefte aan wat privacy had.





Vijf minuten later werd ze namelijk, twintig meter naast me, gedekt door een hengst met vijf poten.





“Heeft die gozer nou echt schaamteloos foto’s staan nemen?!”





Jonge vogelaar J. had ‘m heel knap zelf ontdekt. Twee dagen later werd hij weer gemeld. Mét bewijsfoto’s en geluidsopname. En dan begint de verrekijker wel heel erg te jeuken in Huize Fietsvogelaar. Dus hop, snel op mijn rijtuig richting Groenlanden om de Siberische tjiftjaf aan de levenslijst toe te voegen. Oudere vogelaar J. stond al klaar om het vogeltje aan te wijzen. Nou ja, niet ogenblikkelijk, het duurde eventjes voordat het beestje zich liet horen en zien. Vooral met dat laten zien had hij moeite. Gelukkig kon ik diep in de struiken wat bewijsplaatjes schieten. Net voordat de hemel openbarstte om me weer terug naar huis te jagen.





De Siberische tjiftjaf is een dwaalgast die voorkomt in Centraal-Azië. Hij onderscheidt zich van de Europese tjiftjaf doordat hij minder gele en groene kleuren heeft.



En hij onderscheidt zich door zijn roepje. Dat ik in de eerste seconden van dit bewijsfilmpje aan het opnemen ben op m'n iPhone. Aan het eind van de video zie je de Sibtjif (min of meer) maar hoor je een gewone tjiftjaf.














De realiteit uit mijn 2019-kerststripje werd voor de tweede keer ingehaald. Hier nog het oude bericht. (Klik voor groter.)























En hier het nieuwe. Ik denk dat ik maar een kerstboomuilartikelsverzameling ga aanleggen. 


In de hoop op een wat betere waarneming van de Siberische tjiftjaf ben ik nog een paar keer teruggekeerd naar de plek waar-ie zat. Helaas liet hij zich niet meer aan mij, en later ook niet meer aan anderen zien. Wel zag ik achttien staartmeesjes, een vuurgoudhaan, twee matkoppen, een overvliegende slechtvalk, gewone goudhaantjes en vele koperwieken. Ik ben al zo blasé dat ik niet eens gepróbeerd heb om die vogels te vogelgraferen. Funest voor m’n blog maar het is heerlijk om die beestjes gewoon in je kijker te bezichtigen. Zonder rekening te hoeven houden met het licht, takken die in de weg zitten en je te ergeren aan het ADHD-gedrag van de meeste zangvogels.





Een vaag bewijsplaatje van een bever ver weg kon ik dan weer niet laten.





Voortaan moet ik ook gezinnetjes die een eind verderop staan met mijn verrekijker checken op vogelaarachtigen. M. had mij wél in de gaten en schoot dit plaatje. De ultieme Fietsvogelaarfoto. Als je het mij vraagt.

Het stomme is dat ik ter plekke nauwelijks zie hoe mooi het daar is. Omdat ik continu, met gespitste oren, in de struiken en bomen aan het turen ben. Eigenlijk zie ik sowieso alleen maar boomtoppen, paaltjes, torens en daken als ik buiten ben.

-------

Nog wat chagrijnig dat ik een dag eerder een appje had gemist waarin melding werd gemaakt van maar liefst negen rotganzen in de Ooijpolder, besloot ik maar naar de grote zee-eenden in de Loonse waard te fietsen. Vooral om mijn kwetsbare positie in de vogelwerkgroepjaarlijsttoptien te behouden. Van die zee-eenden word ik eerlijk gezegd niet meer heel erg opgewonden. Er verdwaalt er jaarlijks altijd wel eendje. Eentje. Het betekende wel een lange en saaie fietstocht. Maar dat is wel weer goed voor het brakke Mars Gremmen-lichaam.





Ter plekke zag ik gelijk al dat de eenden niet op hun vaste plek zwommen. Een dode knobbelzwaan en een eveneens tevergeefs zee-eend zoekende medevogelaar, een heel eind wandelen verderop, maakte het er allemaal niet vrolijker op.





Mijn eerste (vrouwtje) brilduiker van het najaar gaf mijn gemoed nog wat verlichting. De mist, die inmiddels als dikke soep over het water werd geblazen, dreigde dat echter weer teniet te doen.





Tegen mijn verwachting in zag ik drie donkere vlekjes door diezelfde mist bewegen. De witte plek op hun kop bezorgde me alsnog een vreugdemomentje. Drie mistige grote zee-eenden!





Had ik dat hele rot-end toch niet voor niks gefietst. 





Vanaf dat vreugdemomentje ging alles opeens weer beter. Een mistige groene specht bleef mooi in een boom poseren tot een vuurwerkknal hem wegjoeg.





Een ijsvogel maakte een succesvolle duik in het water en stond even later een mistig bewijsplaatje toe.





En op de terugweg kon ik nog twee boompjes met minstens acht ransuilen meepikken. Naar die prachtige vogels is het altijd even zoeken. Maar de openbare toiletresten onder de bomen zijn een goede indicatie voor hun daadwerkelijke aanwezigheid. Al bij al een mistig maar succesvol vogeldagje.

(Achteraf gezien bleken de zee-eenden gewoon op de ‘juiste plek’ te zwemmen. Ik had het kaartje verkeerd gelezen. Landkaarten en ik zijn geen vrienden. Gelukkig is door mijn gevogel mijn plaatselijke geografische kennis wel met sprongen vooruit gegaan.)

Eén maandje nog en dan komt het volgende rampjaar er alweer aan!