woensdag 2 januari 2019

Witkopstaartmees





8 december. Het is zó moeilijk om vastgezogen in de modder, harde wind in je gezicht, met tientallen verdorde zonnebloemen die in de weg staan, op grote afstand, een fatsoenlijke foto van die honderden groenlingen in de Ooijpolder te nemen. Met een compactcamera. Steeds weer niet scherp genoeg. En teveel ballast in beeld. Ik plaats hem lekker toch. Je ziet wel dat het een prachtige waarneming is.




Ik zou afgelopen jaar niet meer extreem mijn best doen om zoveel mogelijk vogelsoorten op mijn Nijmeegse (e.o) 2018-jaarlijst te krijgen. Maar ik heb wel even gekeken welke er nog ontbraken. Laat de waterpieper er nou een van zijn. En laat ik die twee dagen later nou zomaar tegenkomen! Misschien dat ik er met een avondlijk fietstochtje nog een bosuil aan kan toevoegen. Maar dat vergt veel geluk. Heb ik vorig jaar gemerkt na meerdere vruchteloos gebleven bosuilroepritjes. 



Wintergasten. Mannetjes grote zaagbekken. Schuwe vogels, dus niet te dicht benaderen. 




Ik stel altijd scherp op de voorste vogels. Dus de vrouwtjes staan er onscherp op. Ter lering plaats ik de foto toch om het man/vrouw-verschil te kunnen laten zien.



Nog een wintergast. Kleine zwaan. Niet roodbeletterd, ondanks dat ik hem in mijn vogelaarsloopbaan pas voor de tweede keer zag. Edit: derde!



Hier op nóg grotere afstand mooi te vergelijken met de knobbelzwaan. De kleine zwaan is een stuk minder elegant. Meer gans-achtig. Je hebt ook nog de wilde zwaan. Die lijkt op de kleine maar heeft meer geel op zijn snavel. En is groter. Dit YouTube-filmpje van De visdief laat de verschillen mooi zien. Die wilde zwaan moet ik overigens nog steeds in zijn nekvel zien te grijpen.




Zó lastig te fotograferen. Goudhaantjes. Helemaal niet schuw, dus je kunt ze heel aardig benaderen. Maar ze zitten geen moment stil. En zie ze dan maar eens scherp te krijgen tussen de takken. Niet dus. De dikke mist hielp ook niet bepaald. Wel prima te zien wat een leuk beestje dit kleinste vogeltje van Europa is.




Als je naar een groep kokmeeuwen kijkt zie je er regelmatig een tussen die al een eind op weg is met zijn zomerkleed. Lees: zijn kop begint al aardig donkerchocoladebruin te worden. De meeste kokmeeuwen trekken hun zomerkleed pas eind februari, begin maart aan. (Dit verhaal vertel ik ieder jaar rond deze tijd in dit blog...)




Ik ben wel gewend om complimentjes voor mijn tekenwerk te krijgen. Maar een compliment uit België, voor iets wat ik puur voor de lol maak, is extra leuk.

Begijn Le Blue (komiek, caberetier en acteur) heb ik ooit ontdekt door zijn podcast ‘Fwiet! Fwiet!’. Waarschijnlijk door een link op een of andere vogelgerelateerde website. Hij deelt daarin met veel enthousiasme zijn liefde voor vogels. Onlangs heeft hij een vogelwebsite opgezet die ik op mijn beurt graag aanbeveel bij alle lezers van mijn blog. Zodat ze allebei (ik tel Begijn niet mee) eens kunnen gaan kijken. Je kunt hem ook volgen op TwitterInstagram en/of Facebook.

Ik had de naam van dit blog overigens allang een keer moeten veranderen. Een 'natuurlogboek' op internet is natuurlijk gewoon een 'natuurblog'. 'De fietsvogelaar' speelde door mijn gedachten. Maar ik weet niet zeker of deze vlag bij de Vlamingen wel de juiste lading dekt. Ik kan altijd op hilariteit rekenen als ik hen vertel dat vogelen mijn grote hobby is.

Edit: toch maar eens uitproberen en er een nieuwe header tegenaan gooien. Daarin mag de gekraagde roodstaart natuurlijk niet ontbreken (links). Dankzij dit vogeltje ben ik immers gaan vogelen. En de Wijchense pestvogel uit m'n kerststrip moet er ook in. En m'n fiets natuurlijk. En wat vrolijke vogelaarstekeningetjes. En een koninginnenpage ter herinnering aan de gruwelijke plaag van dit gele monster afgelopen jaar. (Twee doden en tientallen gewonde, nietsvermoedende wandelaars.) En we gooien er gelijk ook maar een nieuwe avatar tegenaan. Waarop ik mezelf, als experiment, eens sympathiek geportretteerd heb. Overige banner-vogels: links kolganzen, rechtsboven roodborsttapuit en kluut.












Incidenteel druppelden er nog witkopstaartmeesmeldingen binnen vanuit de omgeving van het Wylerbergmeer. Dus ik besloot een tweede zoekpoging te wagen. Er waren drie plekken waar ik zou kunnen gaan beginnen met zoeken. En mijn naam zou niet Mars Gremmen zijn als ik niet gelijk al bij precies de juiste plek begon. (Ik lieg. Als ik bij een verkeerde plek was begonnen zou mijn naam ook Mars Gremmen zijn.) Twee staartmeesjes met prachtig spierwitte kopjes! Dus niet, zoals de vorige keer, een witkoppige staartmees met een smoezelig hoofdje. Met 'pijn' en moeite heb ik wat bewijsplaatjes kunnen schieten. Áls ze een keer twee seconden stilzitten dan is het achter een tak. Ellendelingen. Wel blij met een nieuwe, roodbeletterde (onder)soort op m’n levenslijst!




Ik kwam overigens ook een witkoppige staartmees tegen. Hij liet zich nóg lastiger fotograferen. Maar je ziet wel dat z’n kopje niet geheel wit is.




Leuk! Toen ik het groepje dames voorbij zag vliegen zag ik duidelijk dat er één kleiner was. Middelste zaagbek! Eerder die dag ontdekt door allesziener P., ’s middags getwicht door de enige echte fietsvogelaar. Dit jaar nog niet gezien in mijn eigen vogelwerkgebied — wel nét erbuiten — dus een leuke, onverwachte aanvulling op mijn jaarlijst.
Gemeten naar persoonlijke camerakwaliteit had ik de perfecte middelste-zaagbekfoto al eens genomen. Dus ik hoefde alleen maar een bewijsplaatje te schieten. Gelukkig maar, want hij zat midden op de grote plas.

Een vage foto van alledrie de zaagbekken was net teveel gevraagd. Had gekund, want er waren ook kleine zaagbekken (lees: nonnetjes) ter plaatse. Maar met de middelste en de grote zaagbek op één plaatje ben ik ook al tevreden. Je kunt goed zien dat er toch wel een aardig verschil tussen beide zaagbekken zit.




Nog zo’n beroerde foto, nu om het verschil tussen grote zaagbek en nonnetje te laten zien. Het was een en al dameszaagbek wat de klok sloeg. Ik meen me ook te herinneren dat die eerder uit het buitenland arriveren dan de mannetjes. Tussen de 16 en de 23 grote zaagbekken zwommen er in de baai. Waarvan een stuk of vijf man. (Thuis twijfelde ik opeens of ik niet per ongeluk wat nonnetjes had meegeteld. Later zag ik op waarneming dat vogelaarcollega J. tot twintig vogels was gekomen.) 




Ook aanwezig en niet minder fraai; een koppeltje brilduiker. De man draagt de bril. 

Op het moment van schrijven is het 22 december. Eens zien wat we de (ruim) laatste week van het jaar nog kunnen waarnemen. Lees snel verder!





Kerstavonddag. Heet dat kerstavonddag? Prachtig zonnig weer en de middelste zaagbek zat opnieuw, of nog steeds, in de Bisonbaai. Kans op wat betere plaatjes. En tweede kans op één plaatje met een grote zaagbek, een middelste zaagbek en een nonnetje. (Dat lukt nóóit, verklap ik maar vast.)



Ik besloot gewoon relaxed langs de baai te wandelen en foto’s te schieten van eenden die zich aardig lieten zien. Lees: niet héél ver weg zwommen. Maar gewoon ver.
Een drietal brilduikers toonde hun mooie bolle koppen aan mij.



Niet altijd even goed te zien; de kop van het mannetje is niet zwart maar donkergroen.



"Mars! Kom er toch lekker bij!" Ik zweer je dat-ie dat riep.
(Ik had m'n zwembroek niet bij me.)




En dan komt weer dat belachelijke vogelaarsgeluk van mij om de hoek kijken. Terwijl ik met de duikers bezig was, dreef zo de middelste zaagbek in mijn beeld. Weer wat betere plaatjes dan hierboven.



Ook een iets beter vergelijkingsplaatje nonnetje - grote zaagbek. 



Kuifeenden zijn ook hartstikke leuk. Maar als er tachtig stuks voor je neus langs zwemmen, dan zijn ze toch weer te ordinair voor een foto. Deze kuifmannen zwommen heel geniepig tot vlákbij de brilduikers om toch door de grote Mars Gremmen gefotografeerd te worden. Slimme beestjes!




De afgelopen week werden er alleen maar vrouwtjes waargenomen. Op tweede kerstdag telde ik één nonnetje man. Nul vrouwtjes. Wat niet wil zeggen dat ze er niet zaten. De Bisonbaai is flink groot en ik was vooral gespitst op de middelste zaagbek. Die ik overigens niet meer gezien heb.




Machtig mooi, die brilduikers. In de schemering zag en hoorde ik de mannetjes baltsen. Waarbij ze hun kop als een geërecteerde penis (pardon) omhoog steken, hem vervolgens tegen hun rug zwiepen, met hun poten het water opspatten en er 'be-BIETSJ!'* bij roepen. (Ik wou dat ik zo’n soepele nek had.)

*ANWB / Vogelgids van Europa.

Zesendertig grote zaagbekken telde ik die dag. Waarvan zeven man. Als ik het goed begrijp staat het grootse aantal, in mijn werkgebied, voor deze eeuw op eenenveertig in 2010. En daaronder negenentwintig in 2006. In de vorige eeuw was het grootste aantal maar liefst tweehonderd stuks in 1986.



Sorry, ik kon niet meer óphouden met de Bisonbaai bezoeken. Dus wéér een vergelijkingsplaatje grote zaagbek - nonnetje. Van weer ietsje betere kwaliteit. Het is zó lekker om daar aan het water, met de zon op je kop, in diepe concentratie naar stomme eendjes te staren! De honden die naar je toe rennen om zich voor je neus eens flink uit te schudden, terwijl je gehurkt plaatjes zit te schieten, neem ik maar voor lief. Verwachtingsvolle blikken van de eigenaren om zo'n beest over zijn natte kop te aaien, of er een gesprek mee te beginnen op hoge kindertoon, beantwoord ik met een beleefd doch streng hoofdknikje. Ik ben liefhebber van dieren die voor me vluchten! Liefst door de lucht.





En weer wat brilduikerfoto's. Op de laatste foto zijn hun grappige hamsterwangen goed te zien.



De middelste zaagbek zat er ook nog steeds. Er staat nu alleen nog een mannetje middelste zaagbek op mijn wenslijst. (Er is ook nog de kokardezaagbek. Slechts twee keer waargenomen in Nederland. De wilde versie dan. Ontsnapte (geringde) exemplaren laten zich vaker zien.)


























Alweer een paar weken zitten de honderden groenlingen in de Ooijpolder. Ik besloot een foto van (het grootste gedeelte van) de groep te maken. Om ze weer eens te tellen. Elfhondervierenzestig groenlingen! Oké, er zaten ook wat vinken en minstens één keep bij. Dessalniettemin spectaculair! Voor een Nijmeegse fietsvogelaar. (De onderste foto is opklikbaar.)



Jammer. Ik meende dat het grijze vlekje op het water de vogel was waarvoor ik op oudejaarsdag naar de Kraaijenbergse Plassen was gefietst. Bij thuiskomst zag ik dat het een roodhalsfuut en geen roodkeelduiker was. Ook zeldzaam maar al eerder door mij waargenomen. Geen laatste toevoeging aan mijn 2018-jaarlijst dus. Verder wel een heerlijke middag gehad, ondanks het donkere weer.




Het is tegenwoordig weer bijzonder als je een ijsvogel ziet. En ik zag er deze dag maar liefst twee. (Al kan ik niet uitsluiten dat het een en dezelfde vogel op twee verschillende plekken was.)




Een sperwer landde zomaar voor mijn neus 
in een boom (op twintig, dertig meter afstand dan). En bleef precies lang genoeg zitten voor één foto.



Ik was wat verderop gefietst in de hoop de vermeende roodkeelduiker van wat dichterbij te kunnen bekijken. Hij liet zich niet zien maar er kwamen wel twee geoorde fuutjes voorbij zwemmen. Leuke verrassing!







Snel vóór de schemering naar de vogelkijkhut. Daar trok een mij onbekend geluid mijn aandacht. Maar liefst zeventien kleine zwanen kwamen rechts van mij overgevlogen. Mijn camera gaf helaas niet thuis. Precies op het moment besloot mijn accu zijn kopje te laten hangen. Gelukkig landden de zwanen op de plas en kon ik ze vanuit de hut heel mooi bekijken. En er met behulp van de reserve-accu wat plaatjes van schieten. Met een betere vergelijkingsfoto knobbelzwaan - kleine zwaan.





Ook leuk; zes dodaarsjes naast elkander. De boze nijlgans vindt er niks aan.

Is mijn állerlaatste bijzondere vogel van het jaar een smelleken geweest...? Een kleine, donkerbruine roofvogel met spitse vleugels (dus een valk) kwam laag over een akkerland aanvliegen, doorfladderende vlucht, passeerde me op zo’n tien meter afstand, een meter boven de grond, verdween achter een heuveltje en dook vervolgens op in een boompje verderop. Daar meende ik te zien dat hij niet het silhouet van een torenvalk had. Snel naar mijn i.v.m. de schemering al in mijn fietstas opgeborgen camera gegrepen. Om er vervolgens achter te komen dat de vogel er natuurlijk weer vandoor was. Van een slechtvalk ken ik dit gedrag niet. Dus...

Maar ik houd een flinke slag om de arm. Een paar dagen eerder had ik nog een sperwer voor een smelleken aangezien. Maar die had ik ultrakort in de kijker, terwijl hij op een uitgedroogde zonnebloem zat. En hij liet zich sneaky vallen waardoor ik niks van zijn vleugels of vlucht heb kunnen zien. (Waarom ik er dan een smelleken van meende te moeten maken? Toch weer overmand door gretige hoop. En m’n rationaliteit — voor zover aanwezig — opzij geschoven.)

Straks worden alle vogels de lucht uit geblazen. Morgen maar eens kijken hoeveel vogels het vuurwerk letterlijk of figuurlijk hebben overleefd. 

Ik wens u voor het nieuwe jaar bérgen vorkstaartplevieren, pestvogels, bruine boszangers en ook nog wat huismussen toe.





Weet a minnit! Ik had gedachtenloos wat foto's van een grote troep ganzen genomen. Daar bleken twee rietganzen met roze poten tussen te zitten. Kwam ik thuis achter. Kleine rietgans...?

Helaas. Iets ondersoortachtigs.

Máár een dag later... 

(Dat vertel ik wel in een volgend blogbericht.) 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten