zondag 26 mei 2019

Vier lifers!

Een siddering van angst gierde door mijn lijf. Ik zal mijn vogelaarsgeluk toch niet verloren zijn? De drieteenstrandloper in de Lentse waard — die ik wel even mee zou pikken voordat ik een cadeautje voor mijn nichtje in de stad ging kopen — was in geen velden of wegen te bekennen. Terwijl vogelaarcollega M., die ik had zien wegrijden, een tijdje later een prachtige close-up-foto van de vogel op waarneming.nl had geplaatst.




Ik moest het met een graspieper doen.






En met wat ravottende kleine plevieren.


Dan maar in zak en as richting Kraaijenbergse Plassen voor de eerder die dag waargenomen steenloper. Een heel gewoon kustvogeltje. Hier laat hij zich echter zelden zien en is hij vet rood beletterd.







Pas nadat ik met mijn camera, zorgvuldig scannend, aan het uiterste punt van het eilandje 
waar hij zou zitten aan was gekomen, liet hij zich voor het eerst in mijn leven, héél even aan mij zien. Toch een pak van mijn hart.




Een half uurtje later kon vogelaarcollega J. mij verblijden met de eveneens eerder waargenomen kanoet
Best een suffe vogel eigenlijk. Maar ja, zeldzaam hè.





Mijn vorige blog eindigde met: “Voor de volgende keer zou ik nog heel graag een rode wouw willen zien. Al geloof ik er eerlijk gezegd niet meer in. Het zal wel weer een zeearend worden.“ 


Even nadat ik weer genoten had van een zingende wielewaal kwam hij recht op me af gevlogen. Godzijdank, mijn vogelaarsgeluk was nog helemaal intact!

(Intussen hoop ik maar dat al mijn geblaat over "vogelaarsgeluk" niet ál te wanhopig klinkt.)

Ooijpolder

“Misschien komt hij zo wel weer teruggevlogen.” Vogelaarcollega J. en ik schoten verbaasd in de lach. Preciés op het moment dat J. deze hoop uitsprak vloog de zilverplevier langs ons heen om een eind verderop te landen.


 
Ik had aan de schaduwkant van de plas al wat bewijsplaatjes van hem kunnen schieten. En ging aan de oever zitten om J. de gelegenheid te geven in z’n eentje de vogel te benaderen voor telescoop- en vogelgrafeeractiviteiten. Mede uit schuldgevoel dat de plevier even eerder vooral door mijn schuld uit beeld was verdwenen.






Slechts luttele minuten later komt de vogel mijn kant opvliegen en landt twaalf meter voor mijn neus, op een steen, in de zon. Waarvoor mijn hartelijke dank aan J.!







Op dezelfde plas zat een temmincks strandloper die zich makkelijker liet bekijken. Mijn theorie is dat dat vogeltje denkt dat hij onzichtbaar is. Vorig jaar bij Arnhem zaten er twee die zich ook bar weinig van mijn aanwezigheid aantrokken.


Morinel en breedkop

De automoblist die me op de terugweg afsneed glunderde van plezier. Twee zulke zeldzame soorten in ons werkgebied! Zo vlak bij elkaar! Ongeëvenaard!
Telescoop- en verrekijkerloos was powervogelaar P. rechtstreeks van zijn werk richting de landelijk zeldzame morinelplevieren en de landelijk nóg zeldzamere breedkopstrandloper bij en in de Liendense waard gereden. Na het eten ging hij beslist weer terug.




Het duurde wel even voordat het groepje vogelaars de rustende morinelplevieren in het grote akkerland had teruggevonden. “Zie je die boom helemaal achteraan? Ga daar vandaan vijftien meter naar links en een meter of tien naar voren. Daar zit een broedende scholekster. Zie je ‘m? Ongeveer zeven meter links van hem en weer drie meter naar voren ligt een stuk plastic. Gevonden? Ongeveer vier meter daarvoor, in een rechte lijn, zit één morinelplevier achter een kleiklont. Je ziet de witte streep op z’n kopje. De andere kan ik nu ook weer even niet vinden.” 





Het licht was hard, de afstand groot en de lucht vibreerde. Toch nog een paar rédelijke bewijsplaatjes weten te produceren. Netjes vanaf de dijk. 





Ik had graag dolenthousiaste verhalen over de breedbekstrandloper willen vertellen. Maar meer dan ik-schijn-hem-gezien-te-hebben kan ik er niet van maken. Gróte afstand, felle zon achter het beestje. Wel samen met de steenloper en de morinelplevieren m'n derde lifer in drie dagen tijd. Da's het voordeel van dat de zee zo ver fietsen is. Dan is een doodgewoon strandvogeltje als de steenloper toch nog gloednieuw en een heuse bezienswaardigheid voor mij.

Huidige stand op de VWG-Nijmegen-e.o.-levenslijst: een gedeelde vijfendertigste plaats met tweehonderdnegenendertig vogelwaarnemingen. Nog zo'n tweeëndertig vogels erbij en ik sta al in de top tien...!




Ter plekke zag ik hem voor een beverrat aan. Ik vond hem wat klein. Ik had maar naar zijn staart hoeven te kijken om te zien dat het heus en echt waar een bever was. Die bij het Hollandsch-Duitsch-gemaal naar me toe kwam zwemmen. Wellicht een juveniel? Bever > schemering > onscherpe foto.






Het verslag van de Big Day heb ik aan De mourik, het tijdschrift van mijn vogelwerkgroep, beloofd. En de ransuil heb ik niet kunnen vinden.

Kwak





Op Facebook melden dat je een kwak in de waterplas voor je tuin hebt gezien kan gevaarlijk zijn. Een vogelaar kan het berichtje oppikken, een screenshot in zijn vogel-app-groep plaatsen en er op die manier voor zorgen dat er een half uur later een groep vogelaars in je tuin staat. Voor één van die vogelaars zou die kwak zomaar de vierde befietsbare lifer in tien dagen tijd kunnen zijn!





Nou ja, we stonden niet in maar voor haar tuin. In publiek toegankelijk gebied. En we waren allemaal heel vriendelijk en enthousiast. En de Facebook-mevrouw zelf leek het ook heel leuk te vinden.





De kwak hield zich niet, zoals het een nachtreiger overdag betaamd, verborgen in het struikgewas maar liet zich mooi bekijken.





Na het kwakgebeuren fietste ik nog even naar de Millingerwaard. Daar waren twee dagen eerder maar liefst drieënvijftig bontbekplevieren geteld. Eéntje was zo vriendelijk om voor mij achter te blijven.





Naast tureluur, kleine plevier, oeverloper en een raaf, die ik althans gehoord meende te hebben, zat er ook nog een bosruiter. Wiens grootte ik mooi kon vergelijken met de bontbekplevier naast hem. Waardoor ik nu weet dat hij nog kleiner is dan ik al dacht.

De piek van de voorjaarstrek is alweer voorbij. De komende tijd nóg een lifer zou teveel van het goede zijn. Ik vestig mijn hoop op een visuele wielewaal- of zomertortelwaarneming. En ik heb nog steeds geen boomvalk dit jaar.



woensdag 15 mei 2019

Strip: De fietsvogelaar

Grappig. Allerlei collega's raken geïnspireerd door mijn "geneuzel over vogels". Onbewust hielp ik de eigenaar van dit citaat al een paar keer aan scenario-ideeen voor zijn Freek Vonk-strip. De scenaristen van de Eppo-strip over dat beroemde blonde en donkere jongetje lieten een van hun bijfiguren achter een tureluur aanjagen. (Inmiddels verschenen in Stripglossy.) Collega R. liet me zelfs even figureren in het laatste plaatje van zijn Opa-strip. Collega L. vulde al eerder twee pagina's van zijn stripdagboek met onze vogelavonturen. Collega's B. en v/d M. lieten al eens vogelaars figureren in hun strip-voor-oude-mensen in omroepblad Max. En zonder mijn uiterst bescheiden persoontje was deze hilarische Dirkjan-strook van collega R. wellicht nooit verschenen. Ik vergeet vast nog iemand.

Edit: S1ngle, van collega K. en de W. (Hier meer S1ngle.)


Zelf maakte ik vorig jaar een kort Fietsvogelaar-kerstverhaaltje voor Eppo stripblad. Ik twijfel of ik het moet plaatsen. Niet omdat het half mei is. Ik vind het eigenlijk niet zo geslaagd. Maar dat geldt voor bijna al m'n werk dus dan kan dit er ook nog wel bij.









vrijdag 10 mei 2019

Dudeljo klinkt zijn lied maar je ziet hem niet



Misschien is het een ego-probleem. Maar ik vind het toch knap van mezelf dat ik zo’n zwijgende, stilzittende bosuiltakkeling in een bos(je) weet terug te vinden. 




Het blijft wel jammer dat ik ze pas in zo’n vrij laat stadium ontdekt heb. Wellicht volgend jaar een herkansing. Ik hoor er ’s avonds overigens nog maar twee roepen. 




Die derde zou dus wel eens door een steenmarter of vos gegrepen kunnen zijn. Of een hond. Want daar struikel je ook regelmatig over op deze plek.

Edit: een paar dagen later hoor ik er nog maar een. 


4 mei

(Ik vond het al zo rustig rond achten.) Doel van de dag: de wielewaal! Dat betekent een flínk eind fietsen voor het juiste gebied. Maar dat heb ik graag over voor deze geelzwarte schoonheid. Ter plekke hoor ik hem al snel zingen. Soms van een flinke afstand en soms slechts een paar meter van me vandaan. Continu vanuit de bomen, nimmer in beeld. Als ik onder een boom, schuilend tegen een fikse regenbui, net bijgekomen ben van de schrik die een dikke tak ter grootte van een wandelstok me bezorgt — hij landde met hard gekraak op een vijftiental centimeter naast me — mag ik de vogel in vlucht dan toch twee volle secondes aanschouwen. Hoogtepunt van de dag! Van een wielewaalfoto dromen we gewoon verder.




Oranjetipje met gesloten vleugels. Het lijkt wel een bloemenfoto-afdruk op zijn binnenvleugels!




Het nadeel van zo lang vogelen is — behalve dat je de volgende dag niks meer waard bent — dat je op een gegeven moment vier groenpootruiters voor vier tureluurs aan gaat zien. Nou ja, mijn nu-maar-eens-stoppen-met-vogelen-rem is nu eenmaal compleet doorgesleten.





Nu moet ik wel zeggen dat ik voornamelijk oog had voor de kleine steltloper een eindje verderop. Die wist ik ter plekke niet, maar thuisgekomen wel juist te determineren: drieteenstrandloper. Aan zee struikel je er bijkans over; hier is het een zeldzame voorbijtrekker. Drie tenen. Géén achterteen!




Ik vond het al een opvallende waarneming. Het schijnt deze eeuw pas een keer of vier eerder voorgekomen te zijn dat er nog in mei grote zaagbekken in ons werkgebied zijn waargenomen. Vandaag maar liefst twéé. Eén ‘s ochtends vlakbij het Wylerbergmeer. En deze tegen de avond op Kraaijenbergse Plas 7. Niet een en dezelfde zaagbek. Of ze moet nog maar net bijgekomen zijn uit de narcose van een sekse-operatie in de middag. Dit plaatje van een grote zaagbek met een gezinnetje grote Canadese gans zul je in ieder geval niet snel meer tegenkomen.





Ik begin vogelgedrag langzaam maar zeker steeds beter te leren kennen. Deze geelgors vloog uit een boom toen ik met m’n rammelfiets zijn richting uit reed. Hij landde een dertigtal meter terug aan de achterkant van een andere boom. Ik parkeerde snel m’n fiets en wandelde heel kalmpjes naar die boom. Liep hem een meter of tien voorbij, minderde vaart en draaide me naar de geelgors toe. Hij zat er nog. Niks bewegen, even aan je laten wennen. Camera heel voorzichtig omhoog en eerste plaatjes schieten. Héél langzaam door de knieën zakken, om ze als statief te gebruiken voor een scherper plaatje. Oprichten en twee meter dichterbij dezelfde actie uitvoeren. 



Hij is inmiddels zo aan me gewend dat hij zelfs weer begint te zingen. Op het punt dat je denkt ‘zal ik nóg iets dichterbij proberen te komen?’ komt er altijd een hardloper, hondenuitlater of, zoals in dit geval, een auto aan die ervoor zorgt dat je die beslissing niet meer hoeft te nemen. Weg geelgors. Maar ik was al dichtbij genoeg. Beter dan dit ga ik hem niet snel meer in beeld krijgen. Blijft wel jammer dat z’n kopje niet bladervrij op de foto staat.



Koekoek. Op deze tak was hij een paar seconden bijkans zwart. Gelukkig brak er nog een ietsepietsie zon door voordat hij zijn ronde vervolgde. 



Van de vrouwtjes is er een grijze én een rode versie. Die laatste versie deed me even met de ogen klapperen. Die had ik nooit eerder gezien. Leuk weetje; vrouwtjes zeggen geen ‘koekoek’ maar laten een ‘hinnekende triller’ horen. Zelf helaas nog nooit (bewust) gehoord.

(Al googelende naar het geluid van een vrouwtje koekoek kwam ik deze vogelfluitjes tegen. Heel grappig om ze bespeeld te zien worden door een besnorde man die zijn lach soms bijna niet kan houden.)



In een vorig blog schreef ik dat de snor zich zelden of nooit laat zien. Maar dat is de sprinkhaanzanger. Al heb ik die al enkele keren prachtig in beeld gehad. Of je deze vogels ziet is dus meer een kwestie van geluk en/of doorzettingsvermogen. De snor liet zich deze dag vooral heel goed horen.



Op een blauwborst na de laatste (bijzondere) waarneming van de dag: een vos die niet scherp op de foto wilde i.v.m. de invallende schemering.

Dinsdagavond




De vlotjes voor mijn zwarte vrienden (zwarte sterns) zijn ook weer terug. Veel lol aan beleefd vorig jaar. (Zij vast een stuk minder lol aan mij.)





In de categorie te-mooi-om-niet-voor-de-zóveelste-keer-te-vogelgraferen: mannetje torenvalk




“Ik kan die beesten bijna niet van me af sláán. Het lijkt wel een plaag! Maar ik maak zo wel een foto van hem voor je, V.” Mijn jonge vogelaarcollega zat steltlopers te kijken in de Millingerwaard. En vertelde dat hij de zeearend, die daar al een tijdje werd gesignaleerd, hoopte te zien. 


Even eerder werd ik verblijd met een mooi blauwborstje.




Mijn doel was m’n eerste 2019-zwarte ruiter. En die zag ik gelijk al twitch-gewillig aan het water zitten. Al redelijk van winterkleed naar zomerkleed geruid, dus zelfs voor mij niet te verwarren met een tureluur. (Vlak voor hem een mannetje krakeend.)



Ik kreeg hem zelfs nog samen met een tureluurtje op de foto. Normaal gesproken een vergelijkingsdroomfoto. Maar ze zaten helaas wel érg ver weg voor een fatsoenlijk plaatje.




Met dit soort plaatjes mag ik de waarneming.nl-admins graag plagen. Achter de zwarte ruiter een bergeend.




Als leuke extra landden er vier 2019-casarca’s tussen de groenpootruiters, kleine plevierenkemphanen en overige vogels.




Samen met de grauwe vliegenvanger maakte dat drie 2019-vogels binnen een uur tijd. Bij die vliegenvanger bleef ik eerder die avond niet rondhangen voor een betere foto. Helemaal aan het eind van het pad kwam een schreeuwende figuur mijn richting uit lopen. En ik wilde niet afwachten of het een arme drommel in een psychose was. Of ‘gewoon' een agressieve malloot met een slecht humeur.




V. besloot langzaamaan toch maar te vertrekken. Zelf ging ik nog voor een kleine ronde Millingerwaard. Even die beloofde foto van een zeearend maken... En daarna kijken of ik nog bevers kon bekijken.

Lopend langs het water hoorde ik een raaf roepen. Ik voerde hem als ‘onzeker’ in op waarneming.nl. (Misschien was het wel een imitatorspreeuw... Of had ik zijn korte roep toch niet goed gehoord.) Weer opkijkend van mijn i-Phone-scherm zag ik dat een grote verschijning al een aardig eind mijn kant op was komen vliegen. Gelukkig fladderde hij in slow motion en had ik voldoende tijd om wat bewijsfoto’s van hem te schieten.




Altijd twee meter achter mij aanlopen als je een zeearend wilt zien. Dit harde lesje heeft V. nu wel geleerd!







Een drietal bevers liet zich nog mooi zien tijdens die altijd maar weer invallende schemering. 




"Op silhouetfoto’s zie ik er altijd het beste uit. Samen met foto’s van mijn achterhoofd.” appte ik V. — die gewoon Vincent heet — toen ik weer thuis was. En die wat mooie, sfeervolle foto’s van me had doorgestuurd.



Mijn typische ik-wil-niet-gestoord-worden-houding.

Voor de volgende keer zou ik nog heel graag een rode wouw willen zien. Al geloof ik er eerlijk gezegd niet meer in. Het zal wel weer een zeearend worden.