zaterdag 21 augustus 2021

Damhert, zuidelijke glazenmaker, bandheidelibel en tengere grasjuffer

Visarend, kleine zilverreiger en zwarte ooievaar waren er gemeld. Ik durf het haast niet te zeggen. Maar die heb ik inmiddels zo vaak gezien dat zij niet de hoofdreden waren om naar de Millingerwaard te fietsen. De laatste weken heb ik me sowieso vooral op libellen en juffers gestort. De vogels kunnen wel even wachten. Hoofddoel was een fatsoenlijk bewijsplaatje schieten van de kanaaljuffer. Die had ik vorig jaar al eens aangewezen gekregen. Op veel te grote afstand. Dit jaar had ik hem een paar keer gedipt maar nu werkte hij goed mee. Een mooi zwart-blauw mannetje. Nét niet zo mooi als, maar wel veel zeldzamer dan, mijn jufferfavoriet de roodoogjuffer. Die in twee versies verkrijgbaar is. Groot en klein. Door mijn schamele libellenkennis verzuimde ik een bewijsplaatje te maken van een woest rondvliegende blauwe libel met groen borstje. Die achteraf gezien wel de zeldzame zuidelijke glazenmaker móet zijn geweest. Nou ja, hopelijk krijg ik nog eens een herkansing. 





Edit 1: drie dagen na het schrijven van bovenstaand nog ongepubliceerd stukje kom ik in Groesbeek een prachtig poserende zuidelijke glazenmaker tegen! Ik was op zoek naar een tangpantserjuffer. Maar dat bleek, tussen de tientallen andere 
pantserjuffers bij het plasje water, zoeken naar een vliegende naald in een hooiberg. Die ellendige pantserjuffers lijken allemaal op elkaar! Ter plekke schrok ik me nog een ongeluk van een keiharde claxon. Bij nader inzien bleek het geluid uit het strottehoofd van een ontsnapt damhert te komen. Dat er na haar luide waarschuwing, met komische, opverende sprongetjes, vier pootjes in de lucht, toch maar vandoor ging.


In dit bericht vind je een lijst van, als ik me niet vergis, alle in Nederland voorkomende juffers en libellen. Staat er een foto bij, dan heb ik ‘m gezien. De in mijn Nijmeegse omgeving 
zeldzame exemplaren zijn rood beletterd. De zeer zeldzame exemplaren vet rood. Op het moment van schrijven heb ik tweeëndertig befietsbare exemplaren waargenomen. Bij leven en welzijn vul ik de lijst de komende jaren verder aan. Of jullie het nou leuk vinden of niet!



Edit 2: nog steeds niet dit berichtje gepubliceerd. Intussen alwéér een voor mij nieuwe libel gevonden. Nummer drieëndertig. En wel een heel mooie: de zeldzame bandheidelibel. Wat een schoonheid! En wat is-ie heerlijk determineerbaar. Précies op het moment dat ik hem met m'n camera had scherpgesteld, beet een insect mij gemeen in m'n nekkuiltje. Even eerder had ik echter eindelijk ook mijn eerste 2021-boomvalk gezien. Dus mijn humeur was onverwoestbaar!

Edit 3: nog steeds niet dit berichtje gepubliceerd. Tengere grasjuffer gesnapt. Nummer vierendertig. Nu gaat-ie online!

Let op: het is niet onmogelijk dat ik ergens fouten heb gemaakt. Mijn libellenkennis is vooralsnog beperkt. (Leve Obsidentify!)

-------------------------------------------------------------------

Laatste edit: de libellenlevenslijst heb ik van dit bericht losgekoppeld en staat nu hier.


woensdag 18 augustus 2021

Zuidelijke heidelibel, Chinese wolhandkrab


30 juli, 2021. 

“Er zit hier een... hoe heet-ie ook alweer... die libel met zo’n lichtblauw ‘zadel’... zuidelijke keizerlibel!” Een door de warmere temperaturen steeds minder zeldzaam insect in Nederland. Maar ik was toch blij dat ik hem kon aanbieden aan de man die ik even eerder herkend had. En die wat verderop tevergeefs naar een visarend stond te speuren. Als bedankje voor zijn vogelblogs. Die ik al vanaf het begin van mijn ‘vogelcarrière’ volg. Op waarneming had ik toevallig gezien dat hij zijn vakantie in onze contreien vierde.






Kort daarop fietste ik voor hem uit, om hem naar een gezinnetje grauwe klauwier te leiden. Op zo'n moment komt een Nijmeegse fietsvogelaar, die even eerder toevallig je hoofd had gegoogeld, goed van pas.





Wat later kwam ik hem weer tegen en vertelde hij verheugd dat hij een koninginnepage had gezien. Twee jaar geleden struikelde je bijkans over die prachtvlinder. Dit jaar lijken ze van de aardbodem verdwenen te zijn. Op dat moment kwam er een kinderachtige competitiedrang bij mij op. Hij één koninginnepage, dan wil ik er minstens twee! En dan is het slim om naar een verdwaalde vlinderstruik, midden in de woestenij, te struinen. Om daar zowaar twee prachtexemplaren aan te treffen.





Nog een jaloersmakende waarneming. Eerder dit jaar had ik door bovenmatige wespendiefwaarnemingsdrang al achtereenvolgens een havik en een buizerd voor deze pracht van een roofvogel aangezien. 





Dit exemplaar vloog zo mooi en laag langs mij heen dat een vergissing zelfs voor mij onmogelijk was. Zie o.a. de grijze kop, gele iris en de dwarsbanden op zijn staart.



Die heidelibellen lijken allemaal op elkaar! (Ik hoop hier over vijf jaar meewarig om te moeten glimlachen.) Des te leuker dat Obsidentify mij er zomaar op attendeerde dat dit een zeldzame zuidelijke heidelibel is. Nummer 29 op mijn libellenlevenslijst. 





Ik ben niet zo’n om-zeep-helper. Maar misschien had ik de Chinese wolhandkrab, die ik langs het wandelpad tegenkwam, toch een kopje kleiner moeten maken. Of moeten vangen om er soep van te trekken. Het is een invasieve soort die schade toebrengt aan flora en fauna.





Loslopende kunstwerkjes zijn het, die insecten. Waar je geen museumjaarkaart voor hoeft te aanschaffen. Het schild van deze bastaardzandloopkever doet me aan zo'n mooi Afrikaans masker denken.





Het was een mooie vogeldag, die begon met deze juveniele groene specht (en volwassen houtduif) maar een beetje rottig eindigde. Door de diverse insectenbeten die langzaamaan begonnen te werken. En door een énorme stortbui. Die vooraf werd gegaan door een donderslag van heb ik jou daar. Ik hoefde nog maar een kort stukje naar het beschuttende kijkhuis te fietsen, maar werd bijkans van mijn fiets geblazen door plotsklaps opstekende, keiharde windstoten. De diepe gaten in het pad waren onzichtbaar geworden door al het water en zorgden ervoor dat het spatbord van mijn fiets het begaf. Waardoor hij de hele weg terug naar huis als een akelig piepende dynamo langs mijn voorband schuurde. Vlakbij de hut waagde ik nog even het leven van mijn fotocamera en riskeerde ik een heupbreuk en eventuele modderverdrinking. Door te gokken dat ik best wel rakelings langs een metersdiep watergat kon fietsen. Over een krap, glad padgedeelte, gevuld met water dat minstens tien centimeter hoog stond. 
Voor de onderste helft klétsnat, edoch ongeschonden aangekomen bij het kijkhuis, bleek deze ontoegankelijk te zijn... Door het hoogwater dat een week eerder was komen opzetten. Lichtpunt tijdens dit ellendig half uurtje: opvliegende ijsvogel! Een van de weinige die ik dit jaar gezien heb.