vrijdag 6 mei 2022

Groenejaarlijst 2022 - april



Begin april gaat het snel met de nieuwe binnenkomers. Boerenzwaluw, fitis en zwartkop laten zich de eerste drie dagen al zien en/of horen. Een zeldzame Siberische tjiftjaf, die gezien werd op een plek waar ik even tevoren nog een paar uur gevogeld had, miste ik tot mijn lichte ergernis. Maar kon ik gelukkig een dag later nog meepikken. Heel leuk waren de vier kemphanen in de Lentse Waalstrang. Nooit eerder gezien daar, dus een fijne verrassing.

120. 🚴🏼Boerenzwaluw
121. 🚴🏼Fitis
122. 🚴🏼Casarca




123. 🚴🏼Kemphaan
124, 🚴🏼 Siberische tjiftjaf
125. 🚴🏼 Zwartkop



'Gewone' vogels verlies ik natuurlijk niet uit het oog. Deze blauwe reiger zat wel erg lang met een vermoedelijk gevonden dode vis te stoeien.



Na een tijdje veegde hij zijn snavel af aan iets buisachtigs in het water.

Om vervolgens de (bedorven?) vis de rug toe te keren. Met zijn fraaie borstveren wapperend in de wind.



Iets verderop liet een paartje grote gele kwikstaart zich prachtig bekijken. Ik begrijp van geërgerde collegavogelaars dat deze vogels alleen voor mij, op nog geen tien meter afstand, zo mooi op een steen poseren. Het mannetje heeft o.a. een zwarte kin en keel.



Bij het vrouwtje is die wit. En ze zijn wat bleker geel.


Een paar weken eerder had ik er maar liefst vier op dezelfde plek! Maar met meer dan twee tegelijk op de foto wilden ze niet.





Nog even terug naar vorige maand. De Ooijpolder. Alwaar duizenden spreeuwen voor het slapen gaan een geweldige luchtshow weggaven. Geïnterrumpeerd door een havik (of was het een vrouwtje sperwer?) die wel zin had in een hapje spreeuw. Maar zonder prooi afdroop.



Tijdens een drijfnatte week, begin april, maakte ik gebruik van een paar uurtjes droog weer om de eerste dwergmeeuwen te twitchen. Leuke bijvangst; de eerste drie 2022-visdiefjes. Een gele kwikstaart liet zich nog niet zien. Tapuit en beflijster hielden zich ook nog verborgen. Zeker die eerste twee gaan hieronder nog voorbijkomen. (Ik schrijf dit blog in stukken en brokken in chronologische volgorde.)



De dwergmeeuw is het kleinste meeuwtje ter wereld. (Als je dat zegt zijn mensen sneller geïnteresseerd dan wanneer je alleen de merknaam noemt.) Op dit bewijsplaatje is het verschil in grootte met de kokmeeuw mooi te zien.




Bééldschoon vogeltje, de visdief. Hoe krijg je hem zo vormgegeven!




Daar is-dan. Zoals hierboven al verwacht. Een mooi mannetje tapuit op 8 april. Ze worden verder nog maar weinig waargenomen.




En ook de bruine kiekendief is van de partij. Weggejaagd door woedende kieviten.




Een Arnhemse gele kwikstaart. Ik moet hem nog met behulp van kevertjes, vliegjes en mugjes binnen mijn tienkilometergrens zien te lokken.




Ik dacht ik fiets nog even snel naar de plek waar vanochtend een beflijster was gezien. Maar nee hoor, er zat alleen maar een havik die een zwarte wouw verjoeg.




En dan fiets je de ochtend na de gedipte beflijster toch nog even snel naar het gebied terug...




En dan schaam je je bijna dat je deze mooie jongen (?) ook weer ziet. Maar nu vlak boven je hoofd. Vuig Fietsvogelaarsgeluk!




De grutto’s zitten inmiddels aan de goede kant van de tienkilometercirkel. De vogel met ringnummer 2506478 wordt al vanaf 2014 gevolgd en vliegt jaarlijks vanuit Spanje naar Nederland om hier te broeden. Of een poging te doen om te broeden.

126. 🚴🏼 Dwergmeeuw
127. 🚴🏼 Visdief
128. 🚴🏼 Tapuit
129. 🚴🏼 Bruine kiekendief
130. 🚴🏼 Grutto
131. 🚴🏼 Rietzanger
132. 🚴🏼 Gele kwikstaart
133. 🚴🏼 Zwarte wouw
134. 🚴🏼 Oeverzwaluw
135. 🚴🏼 Huiszwaluw
136. 🚴🏼 Snor
137. 🚴🏼 Beflijster
138. 🚴🏼 Sprinkhaanzanger
139. 🚴🏼 Boompieper
140. 🚴🏼 Gekraagde roodstaart



141. 🚴🏼 Bonte vliegenvanger
142. 🚴🏼 Koekoek
143. 🚴🏼 Braamsluiper
144. 🚴🏼 Grasmus

Ik hoopte op koekoek, braamsluiper en grasmus toen ik de Ooijpolder in fietste. En kreeg gelijk een koekoek waar een braamsluiper doorheen zat te zingen. En kort daarop een grasmus. Goed begin van de dag!

145. 🚴🏼 Nachtegaal
146. 🚴🏼 Kleine karekiet
147. 🚴🏼 Zwarte stern




148. 🚴🏼 Paapje
149. 🚴🏼 Tuinfluiter
148. 🚴🏼 Paapje
149. 🚴🏼 Tuinfluiter
150. 🚴🏼 Noordse kwikstaart
151. 🚴🏼 Groenpootruiter
152. 🚴🏼 Boomvalk
153. 🚴🏼 Gierzwaluw



Even snel de Ooijpolder in en uit fietsen, was het plan. Uren later stond ik in de Millingerwaard op twintig meter afstand naar een groepje beflijsters te kijken. Vergezeld door mijn tweede paapje van het jaar. Een zelfdiscipline van nul komma nul! Dat krijg je als je iedere dag denkt ‘Wat zou ik doen als dit de laatste dag van mijn leven is?’ Volgens de statistieken ga ik de zevenennegentig niet halen. En in tijden van wereldwijde epidemieën en oorlogszuchtige krankzinnigen is het misschien niet eens zo’n gekke gedachte om zoveel mogelijk de dag te plukken. Ho, ho, Fietsvogelaar, dit is een luchtig blog over vogels en insecten! Snel door naar mijn geniepige opschepperij over wat voor moois ik eind april heb gezien.



Nummer 150 op mijn Groenejaarlijst bijvoorbeeld. Een Noordse kwikstaart. Een tijdje later dus gevolgd door mijn vijfde (!) beflijsterwaarneming deze maand. Heb ik gewoon geluk of trekken er dit jaar meer beflijsters door Nederland dan in een ‘gewoon’ jaar?



“Sukkel!” Eerst was ik stomverbaasd. Een hoogbejaarde man, met een dophelm op zijn vlezige hoofd, die me vanuit zijn rechtermondhoek uitschold, precies op het moment dat hij achter me langsfietste. Terwijl ik vreugdevol naar twee jagende boomvalken stond te kijken. Nu heb ik een verrekijkerriem die na verloop van tijd steeds meer uitrekt. Zodat de kijker op een gegeven moment op kruishoogte hangt. Die kijker had ik op dat moment vast. Dus het kan zijn dat hij dacht dat ik op het fietspad aanstalten maakte om te gaan plassen. Maar daar ben ik echt véél te plasfobisch voor. En ook wel te beschaafd. Op dat soort momenten oefen ik altijd weer mijn paranormale gave om met mijn gedachten auto- en fietsbanden op afstand te laten klappen. Helaas liet die gave mij ook deze keer weer in de steek.



Mijn beoogde libellendoelsoort heb ik nog steeds niet kunnen vinden. De smaragdlibel heeft zich nog niet aan mij laten zien. Wel twee andere lifers: de variabele waterjuffer. Prachtig juffertje.



Én (vermoedelijk) m’n eerste glassnijder. Of nou ja, zijn jas aan de kapstok. Het beestje zelf moet nog mooi op een fotogeniek blaadje voor me gaan hangen.



Te vers helaas. Een klein half uurtje wachten levert meestal wel een naam op.” 

Commentaar op waarneming. Weer wat geleerd! ‘Juffer onbekend’.




‘Even met m’n voet die dode buizerd in de berm verplaatsen om z’n kop te bekijken.'

Hij lag er bij als de papegaai uit de beroemde Monty Python-sketch. Ik schrok me dus een hoedje van heb ik jou daar toen hij  in aanvalspositie overeind schoot. 




Zeker tien minuten bleef hij in deze houding zitten. De boswachter, die ik via via op het zieke of gewonde beest had geattendeerd, heeft hem niet meer kunnen terugvinden. 



De allerlaatste aprildag had kunnen eindigen met een klapper van jewelste. Helaas was de Noordse kwikstaart met witte keel géén zeer zeldzame witkeelkwikstaart. Flauw ook van dat beestje om slechts drie zeer matige bewijsplaatjes lang te blijven zitten. Weinig determineermateriaal. Voorlopig moet ik het qua zeer zeldzamerigheid met mijn Ooijpoldervlieg doen. Leve de kirbya moerens!

Op naar mei. Waar ik snel bosrietzangerspotvogel en wielewaal (o, die geweldige wielewaal!) hoop te verwelkomen. En de grauwe klauwier. En de nachtzwaluw. En ik vergeet vast nog iemand.