dinsdag 31 december 2019

Veel natte vogels



Op 4 december nog een groepje lepelaars in de Oude Waal. Da's aan de late kant.



Ah, nu zie ik het. Het zijn juvenielen. Hanglepelaars.




Goed kijken! Niet één maar twee ijsvogels. Ze zaten heel even vlak bij elkaar.

Hoe kan een vogeltje dat zich kleedt als een circusdirecteur zó schuw zijn. Vraag ik me wel eens af. Wat dat betreft had hij beter tot de familie der kbv'tjes kunnen horen.





Maar liefst drie grote zee-eenden in de Berendonck. Normaal gesproken zie je in mijn werkgebied jaarlijks meestal maximaal twee van die eenden. 




En dat in een plas waar zelden leuke waarnemingen vandaan komen. Of dat aan die plas ligt, of aan een gebrek aan vogelaars in dat gebied, weet ik niet.




Ik hoef niet uit te leggen waarom de grote zee-eend hier zeer zeldzaam is. Lijkt mij.




Voor de ijsduiker in de Bisonbaai was ik nét te laat. Die was even van tevoren opgevlogen. Misschien, net als een paar jaar eerder, naar de Bemmelse polder? 

Helaas niet. Wel zwom daar zomaar een geoord fuutje voorbij. 





Die was daar een paar dagen eerder al ontdekt. Maar omdat ik dat totaal vergeten was beschouw ik dit leuke vogeltje toch als een zelfontdekking.







Even dacht ik dat ik het niet goed gezien had. Da's geen geoorde fuut, da's een dodaars! En toen dook hij letterlijk pardoes weer voor me op. Vlak voor zijn een stuk minder zeldzame neefje of nichtje.

“Als u uw broek uitdoet dan doe ik hem in de was”. 
Je verwacht toch een verontschuldigendere reactie van een baasje. Als je hond op een niet-losloopplek met zijn modderpoten tegen een spierwitte broek op springt. Vogelaarcollega J. moest het echter met deze sneer van een juffrouw Ooievaar voice-alike doen. 
Da’s het nadeel als een zeldzame vogel in een tokkieplas opduikt.





Wat een geluk! Behoorlijk dichtbij en met goed licht. Enthousiast begon ik te schieten. Totdat ik wat beter keek. Twee vrouwtjes tafeleend... Terwijl ik op jacht was naar twee vrouwtjes eidereend.




Die vond ik gelukkig even later. In beroerd licht. Met behoorlijk wat wind. En zo nu en dan een buitje. Toch de moeite waard om naar strandpark Slijk-Ewijk te fietsen. Al was het maar om niet uit de vogelwerkgroepjaarlijsttoptien gekegeld te worden. Ik denk niet dat ik dat geestelijk aankan. 






Aan de andere kant van de plas was de afstand groter maar het licht ietsje beter.

De spanning is om te snijden. Ik sta op een gedeelde achtste plaats in de jaarlijst. Kan ik er in de laatste week van december nog een vogel aan toe schrapen? Een krooneend? Een barmsijs? Een kruisbek? Aan die laatste heb ik sowieso een énorme behoefte. Nog nooit goed kunnen bekijken.




De vogeloogst op eerste kerstdag was zéér mager. Een hoop puttertjes maar voor de rest leverde de rit naar de Millingerwaard weinig op. Al helemaal geen gehoopte zeearend.



En de gehoopte klapekster bleek slechts een zon beschenen blad in de top van een boompje te zijn.



Het licht was zo nu en dan prachtig. Laat ik dan maar een landschapsplaatje schieten, dacht ik. Terwijl ik vind dat je in landschappen moet lopen. In plaats van er plaatjes van te schieten. Er blijft altijd zo weinig van over.



Twee overvliegende ooievaars in tegenlicht dan? Echt opgewonden word ik er eerlijk gezegd niet van deze foto.




Is dat geen maretak? Die moet ik daar toch eerder gezien hebben. Zonder er bij stilgestaan te hebben. Letterlijk en figuurlijk. Je schijnt er een drank van te kunnen maken waar je als kind niet in moet vallen. Dan word je heel sterk maar ook heel dik. Hoe hard je dat ook ontkent. 



'Mistletoe' in het Engels. Goed oppassen dat je er niet met een medevogelaar onder gaat staan. Die vogelaarsbaardjes prikken enorm.




Tweede kerstdag. Geen kalkoen maar nonnetje. Het licht werkte mee dus ik besloot een poging te wagen om een plaatje te schieten van dit schuwe eendje. Op het moment dat hij onderdook trok ik een kort sprintje. Om vervolgens doodstil te blijven staan. In afwachting van zijn verrijzenis. Of hoe heet dat bij eenden.




Tot mijn stomme verbazing zag ik op dat moment, op nog geen twintig meter afstand, letterlijk récht voor mijn neus, op een vrijstaande, kale tak een mannetje (zwarte snavel) ijsvogel zitten! Die gek genoeg niet onmiddellijk voor me opvloog. Wat verderop begon hij met succes op vis te jagen. Prooi in de snavel, even knock out meppen op de tak en in één keer doorslikken.








Ik moét die dag wel, geheel onopgemerkt, een kerstzegening van Jezus ontvangen hebben. Nog geen tien minuten later liet het snelste dier ter wereld zich mooi bekijken in de top van een boom. Slechtvalk!





Zijn kopje was niet spiérwit. Dus geen zeldzame witkopstaartmees maar een minder zeldzame witkoppige staartmees. Nou ja, staartmeesjes zijn sowieso altijd heel leuk om te zien. Topmees. Het verbaast me dat ze met die piepkleine snavels nog voedsel binnen kunnen krijgen. 'Kleine insecten, rupsen en in de wintermaanden zaden die zij vinden op de dunste uiteindes van takken.'























Collega Ritstier kwam dit artikel tegen. Het deed hem gelijk denken aan mijn Eppo-kerststrip van twee weken eerder. Werkelijkheid die fictie inhaalt, heet dat geloof ik. Of: life imitates art. (Klik voor groot.)




Zie ik daar nou een bruine kiekendief achter de bomen verdwijnen? Die zitten nu toch in het zuiden? Zal wel weer een buizerd zijn. Mijn eerste gedachte bleek echter juist. Achteraf gezien toch nog een leuke eerstekerstdagwaarneming dus. 'Kleine aantallen overwinteren in Zuidwest-Nederland', lees ik in de digitale vogelgids van de Vogelbescherming.




Mijn laatste vogeldag van het jaar. Nog maar eens richting Millingerwaard fietsen voor poging 2: klapekster/zeearend-waarneming. Onderweg een mooi op een verkeersbord poserende torenvalk. Met jeuk onder z'n kin.





Die maretak moest ik ook maar eens met wat beter licht fotograferen. Een buizerd als decoratie is mooi meegenomen!





Een door vogelgraaf R. ontdekte steenuil laat zich ook aardig zien. Weet ik er eindelijk weer eens een in de Ooijpolder te vinden.






Bij de Kaliwaal een struik met tientallen met 
putters vermengde groenlingen. Zóiets zou je in je huis moeten hebben staan! In plaats van zo'n ordinaire kerstboom.




Ik zal het maar vast verraden; de zeearend liet zich deze dag niet zien. Maar dat witte stipje, heel ver weg, moet toch wel de klapekster zijn. Of is het een gaai? Of een klapekster én een gaai? Jonge vogelaarcollega V. en een kameraad met moskennis doken achter mijn rug op. V. zag nóg verder weg een wit stipje en durft er met zijn jeugdige ogen wel een zekere klapekster van te maken. De mannen lopen weer verder, na wat onbedoeld beledigende grappen naar hun hoofd geslingerd gekregen te hebben. (Ik leer het maar niet af.) “Misschien lukt het je nog wel een bewijsplaatje te schieten”, sprak V. Het witte stipje was inmiddels verdwenen. Maar dat ging ik inderdaad toch maar eens proberen.





Nog maar een klein stukje verder gefietst zag ik op een twintigtal meter naast mij een vogel op een boomtopje zitten. Zwarte klapekster! Héél zeldzaam! Als het me lukt om hem zonder tegenlicht te vogelgraferen dan is-ie gewoon weer grijs/wit. Ik stapte voorzichtig van mijn fiets. Hij bleef zitten. Ik klapte mijn fietsstandaard uit. Hij bleef zitten. Ik wandelde door het struweel langzaam zijn kant op. Hij bleef zitten. Ik deed een stap en zag plotsklaps, vlak voor mijn voeten een vogel opvliegen. 
Geluidloos. Om een dertigtal meter verderop weer te landen. Spitse vleugels, formaat en vlucht watersnip, maar kleiner. Snavel watersnip maar een stuk korter. BOKJE! Die wilde ik al zo lang eens beter zien dan het zwarte stipje in de lucht dat ooit door een profivogelaar tot mijn eerste bokje werd gebombardeerd. Kort maar prachtig in de kijker. Deze dubbele waarneming kan zo in mijn ‘Mooiste waarnemingen top 5’!




En kijk, de klapekster zat er tot mijn verbazing nog steeds, liet mij zomaar steeds meer richting zon-in-mijn-rug lopen en stond mij toe wat aardige foto's te schieten. 





Helaas kom ik V. later niet meer tegen. Ik had hem nog lollig willen vragen of hij aan mijn foto kon zien of het een klapekster was. En hem dan dit plaatje tonen. 





Even verderop drie boomkruipers. De mosman had zijn hart kunnen ophalen aan de boom waarop deze vogeltjes foerageerden.












Rest mij de geachte lezer een tsunami aan vogelschoon in het nieuwe jaar te wensen. Met het vriendelijke verzoek geen vliegend sierafval op te laten. Daar is o.a. de Oude Waal niet blij mee.

Als er deze oudejaarsdag geen rare dingen meer gebeuren dan is dit de eindstand op de jaarlijst van de vogelwerkgroep: een met V. en L. gedeelte zesde plek met 191 soorten. Daar ben ik dik tevreden mee. 194 soorten als ik op mijn jaarlijst klik. Waarom er dan drie soorten niet zijn meegeteld in de hoofdlijst is me een raadsel. Zal vast wel een goede verklaring voor zijn.

Ik verheug me nu al op Nieuwjaarsdag! Terwijl iedereen nog met een kater in bed ligt ga ik een mooi beginnetje aan de jaarlijst 2020 maken. Wat heb ik toch een fijne hobby gevonden! (Tralala.)

Edit: mijn bokje had geen strepen op zijn kop. En twee dagen later is er in hetzelfde gebied een witgatje gevonden... Mijn bokje was een witgat! Boehoe!

Een met J. gedeelde achtste plek nu. Nou ja, nog steeds toptien. En toch een blij dagje gehad. Ha!

zondag 1 december 2019

Grijze wouw en parelduiker



In eerste instantie wilde ik hem links laten liggen omdat ik dacht dat het een heel oude rode wouw was. Bovendien bevond hij zich net buiten het werkgebied én had ik diezelfde zondagmiddag wat anders te doen. De volgende dag bleek de grijze wouw echter nog steeds in natuurgebied Keent te zitten en besloot ik geen weerstand meer te bieden aan de zeurende drang dit toch wel heel mooie roofvogeltje te gaan zien.




Steunend op de bagagedrager van mijn fiets schoot ik de eerste bewijsplaatjes van het door het bewolkte weer opvallend donkere stipje in de boomtop. Even eerder ontdekt door vogelaarcollega T. Had ik niet geweten dat het een grijze wouw was dan had ik hem zomaar voor een klapekster of blauwe kiekendief aan kunnen zien. Met zijn grijswitte verenkleed. Het wouwkenmerk de ‘v’ in de staart ontbrak ook. 





Net als de ongeveer net zo grote torenvalk was het een zeer religieuze vogel. Ik had wat later het geluk hem boven het veld te zien bidden. 





En hem met een muisachtige prooi in een boom te zien gaan zitten.

Terwijl ik op mijn knieën zat te vogelgraferen vroeg een medefietsvogelaar me waar de vogel zat. En fietste er na mijn uitleg tot mijn stomme verbazing recht op af. Om een dertigtal meter vóór hem te stoppen voor een foto. Dit was de eerste keer dat ik hem voor een 'foutograaf' zag wegvliegen. 





Telkens als ik zelf meende op een gepaste afstand te staan, zag ik het groepje vogelaars/fotografen, waar ik me bij aangesloten had, in één rechte lijn op de wouw afstevenen. Natuurlijk ging die er steeds vandoor. Dit soort ergernisjes maken het twitchen voor mij steeds onaantrekkelijker. Hopelijk ben ik de volgende keer sterk genoeg om bij een app-alert gewoon naar de Ooijpolder te fietsen voor een foeragerende ringmus.



Ik liet de door mij in verband met het weer tot ‘natte wouw’ omgedoopte prachtvogel achter me en fietste kletsnat richting Kraaijenbergse plassen. In een tevergeefse poging de roodhalsduiker weer eens een keertje te zien.





Foeragerende ringmussen had ik een week eerder overigens al volop kunnen bewonderen in de Ooijpolder. Vijfentwintig stuks maar liefst.




En iets eerder een kokmeeuw. (Ik stond een beetje dichtbij...)





Het ziet er voor mij nog steeds uit als een Afrikaans tafereel. Zo'n groep grote zilverreigers in een boom. Zo midden op de dag had ik ze er nog nooit eerder in zien zitten. Normaal gesproken slapen ze er 's nachts. Je verwacht ieder moment dat Johnny Weismuller zijn strottenhoofd binnenstebuiten keert en de vogels opvliegen.




Geen schilderij van Claude Monet maar een foto van een over het water wegschietend ijsvogeltje. Zo zie je deze schuwe rakker meestal. Als blauw stipje (goed zoeken) over het water racend. Normaal gesproken voorafgegaan door een luide, scherpe hoge roep.




Twee roofvogels, verjaagd door een aantal boze eksters, vlogen snel een boom in. Geen buizerds. Geen sperwers. Geen kop. Geen kop?! Uilen! Kijkend naar kleur, grootte en hoeveelheid zijn het zeer waarschijnlijk ransuilen geweest.  




Nee, niet schrikken! Ik had een screenshot met de melding van een dwerguil nodig voor mijn De fietsvogelaar kerststrip. Voor de Eppo. Mijn broertje was zo aardig om de fake-melding naar mij te appen. Er zit dus geen, ik herhaal géén dwerguiltje in de Ooijpolder! Helaas.




De strip verschijnt in nummer 25, bevat vulgaire grappen en is zéér kwetsend voor vogelaars. Dat je het maar weet.












Hij was een kletsnatte voet waard, de door vogelaarcollega L. ontdekte parelduiker in de Bisonbaai. Begin dit jaar nog gedipt in Slijk-Ewijk. Deze keer prachtig kunnen bekijken. Lifer! 





Hij zal er onderhand wel aan denken om te gaan vertrekken; er zijn écht geen parels te vinden in die plas. Al helemaal niet als je een baantje rugzwemt.




Missie 'deze keer meer dan een grijszwart vlekje op 700 meter afstand zien van de zwarte zee-eend' mislukt. Het idee om rond Kraaijenbergse plas 5 te wandelen in de hoop hem van wat dichterbij te kunnen bekijken was slecht. Het kostte veel te veel tijd, de eend liet zich niet meer zien en toen ik, teruggekomen bij mijn fiets, verder wilde gaan vogelen, begon de schemering al genadeloos in te vallen. Een zingende Cetti’s zanger in de duisternis bood me slechts schrale troost. Nou ja, ik heb nu wel mijn zwarte-zee-eend-bewijsplaatje. Weer een vogel digitaal vastgelegd. Hoezee. Hoera.









Zou dat niet aan de hoge kant zijn? Een schatting van duizend, hier en daar spartelende, maar vermoedelijk veelal dode vissen in het H-D gemaal in de Ooijpolder? Achter de computer nog eens grofweg geteld. Vijfentwintighonderd stuks! Met volgens de waarneming.nl-beeldherkenning o.a. vissen als kolblei, blankvoorn en roofblei. Dat geloof ik graag want ik weet helemaal niks van ongebakken vis. 





Tot mijn verbazing zag ik geen enkele reiger, meeuw of andere viseter bij deze vorstelijke feestmaaltijd. (Klinkt toch wat beter dan 'onwelriekend massagraf'.)




Honderd à honderddertig wulpen maken zich klaar voor een vochtige overnachting.





In een volgend blog: hoofdbrekens zorgende ransuilperikelen.