vrijdag 30 augustus 2019

Bunzing, broedpaar grauwe klauwier en oranje luzernevlinder



Boswachter T. op Twitter: "Fantastisch vogelnieuws! Voor het eerst sinds jaren ‘70 minimaal twee succesvolle broedgevallen van grauwe klauwier in de Gelderse Poort. Beide in jaarrond begraasde riviernatuur."



Zes stuks zaten er maar liefst. Ik was nog maar net van m'n fiets afgestapt of ik zag het mannetje al zitten. 




Dat is het prettige aan klauwieren. Die gaan in de top van een struik zitten wachten tot er een lekker hapje voorbij komt zoemen/fladderen/vliegen. Al wordt de jonge schoonheid op deze foto nog gewoon door de ouders gevoed. 




Nauwelijks op het vrouwtje ingezoomd met m'n camera, kwam er in hoge vaart een vlinder langs gefladderd. Die verdacht veel op een gele of oranje luzerne leek. Letterlijk honderd meter achteraan gerend. Niet te pakken kunnen krijgen. Op de een of andere manier hebben vlinders de gave om in één keer spoorloos te verdwijnen. Zelfs koninginnenpages krijgen dat voor elkaar. Ik snap er niks van.

De klauwierplaatjes zijn best leuk en aardig maar ik wil de hele familie op één foto! Netjes op een rijtje naast elkaar. Terwijl de vader trots zijn vleugel optilt om ons zijn gezin te tonen. Dat gaat wáárschijnlijk nooit lukken... Het is wel een goede reden om nog eens terug te keren. 

Een paar dagen later.

"Mag ik iets vragen? Wij zagen een heel klein vogeltje..." Ik wachtte de verdere informatie van het passerende echtpaar af. Kleur, snavel, geluid. Maar dit was het. Hoe hoopvol ze ook keken; hier kan zelfs Nico de Haan niks van maken. Ik zal me maar vereerd voelen dat ze me er voor aanzagen dat ik moeiteloos met een naam op de proppen zou kunnen komen.




Mijn tweede bezoek aan de familie G. Klauwier was minder succesvol. Ze was in geen velden of wegen te bekennen. Met héél veel geluk waren de vogels misschien wel in het opengestelde gebied aan de andere kant van de Gelderse poort te vinden, bedacht ik. Ik verraad het maar vast: nee. Op weg naar dat gebied zag ik echter wel weer wat luzernevlinderachtigs langs de dijk fladderen. Deze keer ging ik hem niet laten ontsnappen! Fiets neergesmeten, wederom honderd meter in een drafje achter hem aan gerend. (Van verbaasd kijkende voorbijgangers trek ik me al tijden niks aan. "Wat doet die halve zool daar?" Daar zou je als geoefend beestjesachtervolger een dagtaak aan hebben.)




Deze keer had ik beet. De gele luzernevlinder had ik vorig jaar al gezien, deze oranje nog nooit. Waardoor ik zomaar weer een lifer bij de kladden had. Mijn eenendertigste vlindersoort in het werkgebied. (En ook daarbuiten.) Joepeliedee.




Deze jongen kwam ook als een verrassing. Ik zag hem eerder dan hij mij. Waardoor ik net tijd genoeg kreeg om een snel bewijsplaatje van hem te kunnen schieten. Waarna hij als de wiedeweerga het struikgewas in schoot. Bunzing.





Ik weet nog wel dat ik blij verbaasd was dat er zulke knalrode libellen in Nederland rondvliegen. Inmiddels weet ik dat de steenrode heidelibel één van de — als ik me niet vergis — acht heidelibellen is. En een algemene soort. Dat maakt hem er niet minder mooi op.



Drie raven in de Ooijpolder. Dat zie je niet vaak. Als er één niet een roepje had geslaakt had ik ze zo ver weg vast niet ontdekt.




De poging de raven van wat dichterbij te bekijken mislukte. De waterbak waar ze op zaten bleek zich achter een rijtje bomen te verschuilen. Wel zag ik dertien ooievaars. Zulke groepjes kun je in augustus zomaar tegenkomen. Drie jaar geleden zag ik er vlak in de buurt zelfs eenendertig opvliegen.




Bruin blauwtje. Een blauwtje maar dan bruin. Snapt u wel?



Beetje roze-achtige bruine sprinkhaan. Zéér waarschijnlijk buitengewoon bijzonder! Ik weet echter he-le-maal niks van sprinkhanen af. (Dus het zal in werkelijkheid wel heel gewoontjes zijn.)




Ik heb ze dus ook nog nooit eerder zien poepen.




Of aan een grasspriet zien knabbelen. 

Dit is een sprinkhaan uit de Chorthippus biguttulus-groep: ratelaar, bruine sprinkhaan, snortikker.
De vrouwtjes van deze drie soorten zijn niét van elkaar te onderscheiden. (Zojuist gegoogeld.)




Bij gebrek aan voldoende vogels nog een insectensoort waar ik helemaal niks van weet. Obsidentify maakt er een bastaardzandloopkever van. Wat het ook is; hij heeft een mooi schild. 




Eekhoorntje tussendoor. Ik krijg ze zelden goed scherp op de foto. Beweeglijke diertjes in een meestal donker bos.




Het ijsvogeltekort lijkt weer een beetje bij te trekken. Op twee ijsvogelplekken waar ik ze sinds de 2018-horrorwinter niet meer zag, heb ik ze nu weer twee keer achter elkaar kunnen waarnemen.




Om me te onderscheiden van andere natuurblogs even twee tekeningetjes uit m'n schetsboek. The birding adventures of... Tom Twitch? Templeton Twitch...? Timothy Twitch...? 




Volgens mij heb ik nog nooit een strip gemaakt met een knappe, sterke, gezonde, vrolijke, sympathieke hoofdpersoon in de hoofdrol. (Té autobiografisch, denk ik.)

Af en toe meer nieuwe tekeningetjes op Instagram.




Vorig jaar rond deze tijd (22 augustus op moment van schrijven van dit gedeelte van het blog) lag de Oude waal zo goed als droog. Dit jaar staat er gelukkig nog redelijk wat water in. Goed voor steltlopers. Zoals dit oeverlopertje. Tussen de kieviten en de nog niet naar het zuiden weggetrokken visdiefjes.





Zwarte specht, zou je bijna denken. Het is een mooi poserende groene specht in gemeen tegenlicht.




Bij dit vrouwtje rietgors werkte het weer beter mee.






Op de Beleef-de-lente-webcams had ik al gezien hoe ruw en wild jonge lepelaars het voedsel uit de keelzak van hun ouders vissen. Nu zag ik het live in mooi schemerlicht. Bedelend rennen de juvenielen (zwarte veren aan de uiteindes van hun vleugels) achter hun ouders aan. Van grote afstand is hun schrille kazoo-geluid te horen.


Er zit al een tijdje een groep van zo'n zestig lepelaars in de Oude Waal. Prachtig vanaf de dijk te bekijken. Die bovenste, als enige naar rechts vliegende lepelaar op de foto zou Mars Gremmen kunnen zijn. Volledig de kluts kwijt!




De eerste dag van wéér zo’n stomvervelende hittegolf begint spectaculair. Ik ben de Ooijpolder nog maar net in gefietst of ik zie een rode wouw boven de Oude Waal zweven. Een typische fiets-in-de-berm-smijt-vogel. En een perfecte eerste verrekijkvogel van de dag. Langzaam zeilde hij richting stuwwal. Om voorgoed uit mijn leven te verdwijnen.



Thuis ontdekte ik dat hij ook nog even een vermoedelijke sperwer passeerde.




Weer een oranje luzernevlinder! Ze zitten altijd met hun vleugels dichtgeklapt. Om hun bovenvleugels te kunnen fotograferen moet je ze dus in vlucht zien te schieten. En dan krijg je dit soort plaatjes. Want ze vliegen razendsnel.





Op de fiets nagenietend van de luzernevlinder, zie ik in mijn linkerooghoek iets mijn kant op komen vliegen. Visarend!




Met prooi in zijn klauwen! Gewoonweg ranzig hoeveel geluk ik vandaag weer heb!




Een tijd later zie ik hem nog een keer, landend in de top van een boom. Vermoedelijk uitgebreid nagenietend van zijn vislunch. Ik heb hem daar niet meer zien weggaan.




De volgende bloedhete dag. Ik besluit héél even naar de Oude Waal te fietsen voor de twee op waarneming.nl gemelde zwarte ruiters. En dan snel weer terug naar huis. Om met gesloten gordijnen naast de ventilator te gaan zitten. De ruiters foerageren op gróte afstand, maar J. en E. zijn ter plekke en zo vriendelijk om me door hun telescoop naar de twee steltlopers te laten kijken. Waarna het vogelaarpaar naar de Millingerwaard fietste. In de hoop op visarend en wespendief





Zelf moest ik ook hoognodig een 2019-wespendief. Het ontbrak me echter aan puf, harde billen en gesmeerde broodjes om weer dat hele eind in die hitte te fietsen. Dus ik stortte me maar weer eens op de vlakbij zittende watersnippenDeze dag telde ik er veertien. Ze wilden graag alllemaal op de foto. Maar dat paste niet.





Boven mijn hoofd vloog een minibelletje van vijf buizerds. Ik controleerde ze op wespendief (helaas...) en draaide me weer om naar de Oude Waal. Wéér een visarend! 

Ik denk er niet altijd aan. En vaak is er domweg geen tijd voor. Maar ik heb in alle snelheid toch een stukje herkenbaar decor in de foto's kunnen persen. Hier de Sint Stevenskerk. Deze fietsers zagen mij mijn fiets in de berm smijten, als een gek foto’s beginnen te nemen, en opgewonden sprongetjes maken. Terwijl op twintig meter afstand rechts van ze de arend met een harde plons een snoekduik in het water maakte. (Om er helaas weer snoekloos uit te flapperen.) Het ging compleet langs ze heen. Net als twee jaar eerder twee klessenbessende vrouwen die langs een weiland met een dertigtal ooievaars liepen. Ze zágen het niet. Wandelden zonder te stoppen door. Wonderlijk. Nou ja, zo zullen andere mensen weer stomverbaasd zijn over opvallende dingen die IK totaal over het hoofd zie.




Na korte tijd verdween de visarend weer. Snel belde ik J. om haar te melden dat hij haar kant op kwam. Als hij tenminste netjes, zoals het hoort, de rivier volgde. Maar J. en R. hadden ter plekke al een jagende visarend. Plus dertig (!) wespendieven boven hun hoofd... 






Daar kreeg ik toch wel een beetje 'de schijt' van.

Dit was een mooie afsluiting voor dit blog geweest. Maar twee dagen later werd er een kleine zilverreiger in de Oude Waal gemeld. En die wilde ik er toch nog even aan toe zien te voegen.





Hij zat er niet meer. Wel vlogen er twee (vermoedelijke) buizerds, een havik en héél ver weg...



Nóg een visarend!




Een dag later krijg ik de kleine zilverreiger tot mijn verrassing toch nog voor mijn camera. Ter compensatie voor de grote afstand foerageert hij langs de twee minstens zo zeldzame zwarte ruiters. 




En passeert hij ook nog even een grote zilverreiger. Waardoor het verschil in grootte prachtig te zien is. (Ik ben dol op vergelijkingsfoto's!)

Nog stééds geen 2019-wespendief. Niet dat ik weet tenminste...

maandag 5 augustus 2019

Schele uil, buizerdbel en een vuurlibel

Ik had de twee vogelaars op een overvliegende boomvalk geattendeerd, dus ik voelde me behoorlijk zelfverzekerd. Dat werd meteen afgestraft natuurlijk. De kleine vuurvlinder die ik ze even later aanwees bleek een oranje zandoogje te zijn.

De graszanger waarvoor we, ieder afzonderlijk, naar het natuurgebiedje waren gekomen zat daar al een week. En had me dagenlang blijven bezighouden met de zeurende vraag ‘zal ik tóch maar dat hele eind fietsen om die zeldzame vogel voor de tweede keer in mijn leven waar te nemen?’ Meer dan een af en toe uit het struweel opvliegend piepend, klein, bruin vogeltje zou ik vermoedelijk niet te zien krijgen. Met dat zeurende gevoel moest toch maar afgerekend worden. En ik hoopte op wat leuke bijvangst. 




Mijn voorgevoel klopte. Alleen het tegenlicht had ik er niet bij bedacht. Nou ja, vaag bewijsplaatje en vaag bewijsgeluidje heb ik weer kunnen binnenhengelen. Leuk voor de jaarlijst.






De bijvangst beperkte zich tot de boomvalk, een sperwer en deze grote sabelsprinkhaan. Die ik ondanks zijn groenekoolvermomming wist te ontdekken langs het pad.





Op de terugweg nog even langs de Beleef-de-lente-ooievaars in Gennep gefietst. Maar die waren niet thuis. Elders kwam ik vijftien Sint-Jacobsrupsen tegen...





deze puberkievit...



...en deze juveniele grote bonte specht. Die in de veronderstelling was dat ik hem niet zou zien als hij zich doodstil zou houden. Nou, dan kende hij mij nog niet!




Ook leuk: een overvliegende keukenraamsperwer! (Een paar dagen later thuis.)






Die is voor mijn levenslijst! Dacht ik toen ik deze juffer op een blad zag zitten. ObsIdentify maakte er echter een vrouwtje weidebeekjuffer van.


Een van de mooiste juffertjes. De mannetjes dan. En die staan helaas al tíjden op mijn lijst te pronken. Qua libellen zit ik nog in de fase dat ik bij elk niet eerder gezien exemplaar onmiddellijk in de veronderstelling ben dat het een nooit eerder in Nederland ontdekte soort is. Bij vogels ben ik daar gelukkig inmiddels wel van af.


Even twijfelde ik of er ook een graszanger in het natuurgebied bij Groesbeek was neergestreken. De roep ging echter onafgebroken door en ik zag niks baltsend door de lucht vliegen. Uit mijn vogelgeluiden-app klonk ook een heel ander graszangergeluid. Dus het moest een andere vogel zijn. Met mijn verrekijker gleed ik door het landschap richting de lawaaimaker en ontdekte ik iets bruins in een boompje.
In eerste instantie dacht ik aan een sperwer. Met mijn camera kon ik wat verder inzoomen. Een torenvalk? Wacht even, die afhangende vleugels ken ik. Een koekoeksjong! Ik heb nog twintig minuten staan wachten in de hoop op een glimp van een pleegouder. Tevergeefs. Wel weer een leuke waarneming.
Verrekijkerbijvangst, altijd leuk. In dit geval stuitte ik op een wespenspin. Het bruine zandoogje dat ik volgde ging vlak onder hem zitten. Let op het bijzondere zigzagmatje van deze opvallende spin. Hij steekt niet en komt bij mijn weten niet op limonade af.

Ze lijken op elkaar, beide parelmoervlinders. Boven de zilveren maan, onder de kleine parelmoervlinder. Beide zeldzaam in mijn omgeving. Net als die andere parelmoervlinder: de keizersmantel. Die hier heel af en toe gezien wordt. Helaas nog steeds niet door mij. Maar daar hopen we dit jaar eens verandering in te brengen. 




Die witte vlekjes op zijn ondervleugels doen me een beetje denken aan de vetdrupjes op de groentesoep van wijlen mijn dode omaatje.

Niet op deze foto te zien maar hij was piepklein (centimeter of vijf, zes) en zat met een aantal bijen/wespen op een houten bankje te zonnen. Levendbarende hagedis. Op de een of andere manier zie ik die tegenwoordig veel minder dan een jaar of wat terug. (Maar misschien was het niet de juiste tijd van het jaar.) Dit is waarschijnlijk ook de hagedissensoort die ik als kind onder een baksteen op het land van mijn oma ontdekte. Drie stuks maar liefst. Ik herinner me de vreugdesprong van mijn hart nú nog. Als je ze oppakte voelde je iets krullen in de staart en wist je dat je ze los moest laten om te voorkomen dat ze hem zouden afstoten. Ik heb ze tot we weer naar huis moesten in een zelfgebouwde ‘stadje’ laten rondkruipen. Wat een gemis dat mijn ouders me nooit bij een natuurclubje hebben gedaan. Denk ik nu. Voor meer van dit soort ontdekkingen. Moest ik als jongeling mijn gelukssprongetjes uit mijn tekenwerk zien te halen. Nou ja, ook leuk. Kost alleen veel meer moeite.

Als ik geweten had dat-ie zeldzaam was dan was ik wel even op de grond gaan liggen voor een betere foto. Nu ging ze naast me zitten tijdens mijn libellenjacht en schoot ik uit beleefdheid maar een snel plaatje van haar. Zompsprinkhaan. Hoeveel sprinkhaan/krekelsoorten zijn er eigenlijk in Nederland? Een kleine zestig, google ik. Met handige namen als krasser, zoemertje, wekkertje, ratelaar en locomotiefje. Weet je gelijk hoe ze klinken.
Ik voélde dat de twee jonge voorbijgangers zich zaten af te vragen wat ik aan het fotograferen was. Met het blote oog was hij door de grote afstand nauwelijks als groene specht te herkennen. Ze durfden me niet te storen en keken verbaasd op toen de specht kort daarop luid zingend vlak over ze heen vloog.




Eind juli, zitten we inmiddels. Eén dag na de twee verschrikkelijke warmterecorddagen. De keizersmantel kon ik helaas niet vinden op de Stuwwal. Wel deze dikke vuurlibel. Een nieuwe soort voor mij.





Sinds ik heb gelezen dat sommige vlinders op zweet- of oude kaaslucht afkomen vind ik het een stuk minder grappig als ze op je gaan zitten. Nou ja, misschien kwam deze gehakkelde aurelia wel gewoon op de warmte van mijn broek af...





Op een paar plaatjes met handgevangen exemplaren na, kom je op waarneming.nl nauwelijks foto's tegen van de vleugels van de landelijk zeldzame blauwvleugelsprinkhaan. Die moest ik dus zelf maar eens gaan maken. Het werd me gelijk al duidelijk wat de reden van dit gemis was. Niet te doen! Sprinkhanen zijn namelijk nogal springerig... Verder dan een tweetal onscherpe screenshotjes ben ik niet gekomen. Desalniettemin kun je haar opvallende vleugels aardig bekijken.




Heel ver weg maar wel leuk om samen op één foto te zien: gele kwikstaart en puttertje. Het vogeltje rechts kan ik niet thuisbrengen. Verhip, linksonder zit nog een gele kwik, zie ik nu.




Begin augustus. Schele steenuil. Ik zie geen buil op z'n voorhoofd, dus ik vermoed dat hij er geen last van heeft bij het vangen van zijn prooien.







In eerste instantie zag ik er drie, vier, zeven... uiteindelijk dertien in totaal. Een buizerdbel. Er vloog één vreemde jongen tussen.




Deze slechtvalk

Goed nieuws, de herfst is stiekem aan het beginnen! Mijn eerste najaarstrekwaarneming.







Nadat ik hem ontdekt had, tijdens het determineren van wat witgatjes, vond ik nog zo'n dertien platgereden exemplaren. Dit is een kleine watersalamander. Zijn dode medesalamanders vast ook.




Waterrijk Oost, bijna altijd goed voor een bruine kiekendief. Als je maar lang genoeg rondslentert. En bijna altijd op de grootst mogelijke afstand van jou vandaan. Middels een collage proberen we er maar weer wat van te maken.




Hij vloog over de Linge, dus ik kon hem ook nog voor mijn eigen werkgebied noteren. (Ik plaats dit beroerde plaatje omdat ik nog nooit eerder een foto van een bruine kiek die door een groengestreepte rups wordt achtervolgd heb kunnen maken.)




Ik eindig dit blog met een prachtig icarusblauwtje.




En een koninginnenpage in tegenlicht. 

Nog steeds geen wespendief!