dinsdag 30 oktober 2018

Steppevorkstaartplevier [2]

Op Instagram doe ik mee aan 'Inktober'. De hele maand oktober een tekening in inkt maken, met een voorgeschreven onderwerp. Natuurlijk heb ik er ook een vogelaar in gesmokkeld. Zoeken met de #hashtag 'steppevorkstaartplevier' (black-winged pratincole) zorgde voor een grappig zoekresultaat.



woensdag 24 oktober 2018

Steppevorkstaartplevier



Eigenlijk wilde ik het trektellen maar laten voor wat het was. Veel te moeilijk voor mijn luie geest. Maar ja, wel lekker om een paar uur in de lucht te verrekijken op een mooi open zweefvliegtuigterrein. Vooral als het lekker weer is. Wat maakt het dan uit dat je die overvliegende, al dan niet roepende zwarte stipjes niet herkent. Bovendien maak je kans op zeldzame doortrekkers. Zoals de blauwe kiekendief op bovenstaande foto, die op de Euro Birdwatch 2018-dag kwam overvliegen. Of op een stuntend, salto makend zweefvliegtuig. (Benieuwd of de piloot berispt is.)



Of je ziet een smelleken zo belachelijk snel en dichtbij voorbij jakkeren dat je er ternauwernood slechts één niet héél onscherpe foto van weet te schieten. M'n tweede smelleken dit jaar. En een weekje later ontdekte ik een derde vogel. Heel ver weg, maar mijn medevogelaar, roofvogelspecialist J., durfde er wel een zeker smelleken van te maken. 




Ik keek er even raar tegenaan zonder verrekijker. En dacht even aan een steppevorkstaartbuizerd. Maar het is een gewone buizerd met gehavende staart.




De jonge grauwe klauwier hield het zo'n twee weken vol in de Bemmelse polder.




Nog een klauwier. We schrijven 12 oktober 2018. Eén dag eerder is de ooijpolderklapekster weer op zijn oude plek gesignaleerd. Het voelde alsof hij nooit weg was geweest. (Best wel saai dus eigenlijk.)




Achtentwintig graden op zaterdag dertien oktober. We zetten ons verstand op nul en genieten er maar gewoon van. Tijdens het trektellen. Overvliegende rovers deze keer: sperwer, buizerd, slechtvalk en deze bruine kiekendief. En verder het gebruikelijke zangspul en 5759 houtduiven. (Nee, écht!)



Horen overvliegen had ik 'm al. Maar héél ver weg boven in een boom zien zitten had ik hem dit najaar nog niet. Goffert-keepje.






Dit zie je regelmatig in de natuur. Zwarte kraaien die een buizerd verjagen en hem minutenlang blijven achtervolgen. In dit geval hoopte ik op een bijzonderdere roofvogel. Maar het kan niet altijd feest zijn. Zulke mooie kraaisilhouetten laat ik natuurlijk niet ongepubliceerd.






Trektellen, zaterdag 20 oktober. Terwijl ik in de heide sta te genieten van goudhaan, boomkruiper en kuifmees, hoor ik in de verte M. roepen. En zie ik boven mijn hoofd een blauwe kiekendief overvliegen. M’n tweede deze maand. Wat later gevolgd door m’n viérde oktobersmelleken! Oké... als zwart stipje hoog in de lucht. Maar elke waarneming telt.




Vijf minuten later ving ik bot bij het zoeken naar velduil, bokje en/of houtsnip. Zou het een reetje geweest zijn? Ik ga snel eens bellen met Peter R.

De hier zeldzame roodhalsfuut heb ik ooit met m’n oude fotocamera gefotografeerd, zonder dat ik zeker wist of het wel de juiste fuut was. Zó ver weg zat-ie, en zo beroerd was het licht. En zó slecht was mijn camera. Na het trektellen fietste ik door naar Kraaijenbergse plas 4 omdat er daar eerder die week weer een gemeld was. Het was lastig zoeken. Niet alleen de tientallen meerkoeten waren zwart, ook alle andere watervogels hadden die kleur. Qua zon had ik een heel slecht moment van de dag getroffen. Keihard tegenlicht. 




Toch wist ik na een tijdje het silhouet van de roodhals te onderscheiden. (Vlak nadat er in mijn verrekijkerbeeld pardoes een blote mannenkont verscheen. Waarvan de eigenaar vanuit het water net een boottrapje beklom. Ongeplande bijvangst, kan gebeuren.) 







Omdat de fuut redelijk dichtbij zwom kon ik in ieder geval wat bewijsplaatjes van hem schieten.







Een paar uur later keerde ik weer terug op dezelfde plek. In de hoop op beter licht. Beter licht had ik. Maar de roodhalsfuut zwom nu een stuk verder weg van de oever. En zo heb je altijd wel wat als amateurvogelgraaf.




In de KP-vogelkijkhut was het licht stúkken beter. Zeg maar gerust perfect. (Voor zover ik dat kan beoordelen.) Dan wordt het ook de moeite waard om een doodgewone, maar niet minder fraaie tafeleend te schieten. Mannetje.




Of een prachtig getekende brandgans.




Of dit koppeltje toendrarietgans.




Hónderden, misschien wel duizenden ganzen vertoefden er op Plas 5.




Éven hoopte ik dat deze witte jongen een sneeuwgans was. Natuurlijk was het gewoon een ordinaire soepgans. Of, wat vriendelijker: parkgans.




Over prachtig licht gesproken; deze gehakkelde aurelia kon ik niet ongevlindergrafeerd laten. Ook al heb ik hem eerder al verschillende keren vastgelegd.




De zaterdag werd afgesloten met een roepende cetti’s zanger. De derde roodbeletterde vogel van die dag! Deze laatste zelfs vet rood beletterd. Helaas is de dichtbijzijndste vogel die ik, met fors tegenlicht, voor de camera kreeg een doodgewone rietgors en geen cetti's.

Opstaan om half zeven, thuiskomen om iets over zevenen ‘s avonds; de volgende dag moesten we het maar eens rustig aan gaan doen. 

Maar toen kwam de volgende dag dat appje van J. die een steppevorkstaartplezier in de Liendense waard had ontdekt! Zo zeldzaam dat ik er niet eens eerder van gehoord had. Het lichaam was echter te moe. En het Mars Gremmen-achterwerk leed aan zadelpijn. Ik ging hem laten schieten. Sowieso grote kans dat hij zich slechts als bruin vlekje, ver weg in het akkerland zou laten zien. Of dat hij er net vandoor is op het moment dat ik uitgeput kom aanfietsen.

De gedachte dat ik nooit zou weten of ik de plevier wel of niet gezien zou hebben, begon echter op me in te hakken. Bovendien was het prachtig weer. Dus! Oude vogelaarsvodden aantrekken, tassen inpakken, broodjes mee, kijker om de nek, pet op den kop. Hup, richting Batenburg! 

Ik was nog niet halverwege de straat of ik keerde alweer terug. Te weinig fut en teveel kontpijn.

"We maken er toch maar een rustig dagje van."

Maar toen kwam die app binnen met die foto van een hele rij vrolijk lachende collegavogelaars op de Batenburgse dijk. In het zonnetje. 

Anderhalf uur later stond ik er zelf ook tussen. 

Bij aankomst maak ik mijn eerste slechte grap tegen de aanwezigen. “Ik dacht, als de plevier er niet meer zit dan kan ik in ieder geval zeggen dat ik onderweg een fazant heb gezien!” 

“Kijk, daar vliegt een houtduif!” roepen vond ik als enige ook heel geestig. 

Bij mijn derde lollige opmerking, starend door een aan mij beschikbaar gestelde telescoop, had ik geluk dat ik niet ter plekke werd weggeknuppeld. “Is het geen tapuit...?”




De steppevorkstaartplevier zat ver weg vrijwel onzichtbaar te zijn in een akkerland. Gelukkig had ik hem tien minuten eerder kort zien vliegen tussen de kieviten. Dus ik kon hem in ieder geval bijschrijven op mijn heilige levenslijst.






De uurtjes daarna heb ik hem verschillende keren in de lucht zien foerageren. Happend naar insecten. En ik moet zeggen; dat was een heel mooi gezicht. Zelfs als het geen zeldzaamheid was geweest (de laatste werd twintig jaar geleden in ons werkgebied gezien) dan was het nog een vogel om volop van te genieten. De fietstocht meer dan waard. Een heerlijke krent in de vogelaarspap.

maandag 1 oktober 2018

Witvleugelstern, vuurwants en resedawitje




Ik zag de kleine zilverreiger weer in de Oude Waal zitten. Daar was ik eigenlijk niet zo blij mee. Géén foto's schieten van deze vrij zeldzame verschijning kun je natuurlijk niet maken. Maar ik had er een paar dagen eerder al 327.624 geschoten! (Zie het vorige bericht.) Gelukkig vloog hij op toen ik zijn richting op wandelde en hoefde ik alleen maar een paar vluchtfoto's te maken.







De blauwborst zat nog steeds op dezelfde plek in de Oude Waal. Vorige keren vergezeld door achtereenvolgens een oeverloper, drie watersnippen en een blauwe reiger. Nu zit er een witte kwikstaart naast hem.

Een paar dagen later zag ik in Waterrijk Oost een bruin vogeltje met een oranje staart het riet in duiken. Wordt dat mijn allerlaatste 2018-blauwborstwaarneming? Als ik er hieronder niet meer over begin dan is het antwoord ja.






Ik had ‘m al eens in zomerkleed als zwart stipje hoog in de lucht gezien. Maar dat was net buiten mijn vogelwerkgroepgebied. Dus hij voelde nu toch nog een beetje lifer-achtig aan. Samen met drie juveniele zwarte sterns vloog deze zeldzame witvleugelstern boven een plas in Milsbeek. Continu in hoog tempo zwaaiend en zwierend door de lucht. Jagend op insecten. Mede door de flinke afstand kreeg ik er met geen mogelijkheid een fatsoenlijke foto van geschoten. Dus ik heb maar wat collages gebrouwd van de onscherpe plaatjes. Dan lijkt het nog een beetje ergens op. Het was overigens een twitch. Zelf had ik er zonder twijfel een vierde zwarte stern van gemaakt. Met een minder zwart petje.




Een juveniele putter heeft nog niet zo'n herkenbaar rood duivelsgezichtje. Maar wel z'n mooie geel-zwarte vleugels.





Prachtigmooie enge insecten voor m'n deur! Een dag eerder moest ik mijn fietsband oppompen. En trapte ik — ik durf het haast niet te zeggen — een wesp dood, die vlak in de buurt van het ventiel op de grond zat. De een zijn dood... Echt heel mooi, die Afrikaanse maskers die ze op hun rug dragen. Na het googelen van 'rood-zwarte wants' kwam ik razendsnel achter hun naam. Vuurwantsen. Op de tweede foto zitten ze op een vermoedelijk neussnotje.




- Heb jij je visarend dit jaar al? 
- Ja, toevallig vorige week. Mooi kunnen zien, Mars!
- Ik moet 'm nog. Ben al tevergeefs wezen zoeken in de Ooijpolder en de Millingerwaard. Volgende week heb ik een verjaardag vlakbij de Liendense waard. Met een beetje — of een heleboel — geluk zie ik 'm daar. Gisteren zat er nog een in de Bemmelse polder, zag ik op waarneming.
- Hé, wat vliegt daar...?

Zo ging het echt! Met dank aan J., die het zwarte stipje ver weg in de lucht ontdekte en ter plekke tot visarend determineerde.




Altijd grappig om te zien hoe patrijzen zich plat tegen de grond drukken als er iemand in de buurt komt. (Ik bijvoorbeeld.) Alleen één ouder steekt stiekem zijn kopje omhoog om de boel in de gaten te houden. En het zijn/haar kinderen te melden als de kust veilig is. Zes stuks zaten er.



Een groep lepelaars in de (opgedroogde) Oude Waal is niks bijzonders. Maar nu telde ik er zevenennegentig. En ik geloof niet dat ik er eerder zo'n groot aantal heb gezien. (Een andere vogelaar telde er die dag honderdachtentwintig!)




En ja hoor; hij zat er weer. Vriend blauwborst. Op het moment van schrijven (17-09-18) ben ik de laatste vogelaar die deze vogel op waarneming.nl heeft gemeld. Grappig als ik dat zou blijven. Maar met de titel laatste 2018-blauwborstwaarnemer van de vogelwerkgroep zou ik ook dik tevreden zijn.

(Ja, ik zie ook wel in hoe triviaal dit is. Maar elke kans om mijn leven op te leuken met stomme dingetjes pak ik met beide handen aan.)

01-10-18: wel de laatste melder in het vogelwerkgroepgebied. In heel Nederland is hij op dit moment nog zo'n acht keer gezien.





Weer een paar dagen later. Op weg naar de Millingerwaard. Ik hoopte even op een smelleken want die schijnen niet zo heel schuw te zijn. Meen ik ooit gelezen te hebben. Maar het was een heel mooi poserend juveniel mannetje torenvalk.




Laat ik dan toch maar weer even naar dat zeer zeldzame resedawitje zoeken. Voor het betere paasei-zoekgevoel. Na zo'n tien minuten fladderde hij in hoog tempo aan me voorbij. Ik erachteraan. Rennend met lopende camera. Over moeilijk toegankelijk terrein. Voordat-ie voorgoed uit beeld verdween heeft-ie ongeveer 0,12 seconden stilgezeten. Dus verder dan wat onscherpe screenbewijsshotjes ben ik niet gekomen. (Links van hem zit een kleine vuurvlinder.)




Een sprinkhaan met blauwe vleugels leek me wel bijzonder. Ook maar even vastgelegd. Zijn naam is... blauwvleugelsprinkhaan. Elders in Nederland een zeldzaamheid. Maar in ons gebied is-ie niet roodbeletterd op waarneming.nl. (Die blauwe vleugels zie je alleen als hij springt/vliegt.)




Mijn camera stond nog in de twee-seconden-zelfontspannerstand, waardoor ik geen tijd kreeg om deze plots opduikende, libel-oppeuzelende boomvalk fatsoenlijk te fotograferen. Ik kreeg hem (@#&%!) ook niet scherp toen hij op slechts een paar meter afstand over me heen vloog.







Maar je hoort mij niet klagen; achter de boomvalk zag ik nóg een roofvogel vliegen. En die kreeg ik wel aardig in beeld!



Kijk, toch nog een paapje van behoorlijk dichtbij. Zomaar op een donderdagse avond.



Eerst had ik hem op bijna ooghoogte, op slechts een paar meter afstand prachtig vliegend in beeld. Als zwarte vlek, recht tegen de zon... Met de zon in mijn rug liet hij zich ook mooi bekijken maar wel een stuk hoger en verderop. Ik plaats de torenvalkfoto toch want hij trekt wel een heel leuk verbaasd gezichtje tijdens het bidden. "Staat die gozer er nou nog?!"





Ze zaten héél ver weg. Maar hoe vaak krijg je nu een onscherpe ijsvogel, aalscholver en havik op één foto? (De onderste.) De plek werd me getipt door M., vader van H.




In Waterrijk Oost stond het water behoorlijk hoog. Op een vijftal watersnippen en één kemphaan na kwam ik er geen echt leuke steltlopertjes tegen. Wel heel veel kieviten en grauwe ganzen. Doorgefietst naar het nog lang niet zo ver ontwikkelde Waterrijk West. Daar had ik meer succes met oeverlopers, witgatjes en twee juveniele groenpootruiters.










Hoofddoel van deze dag was een plaatje van een tapuit. En dat lukte me beter dan ik had durven hopen. Kwestie van heel langzaam steeds iets dichterbij sluipen. Ze was overigens niet buitengewoon schuw dus ik denk dat ze me als een stuk vee zag. (Beter dan een stuk ongeluk.)





Ook wat ringmussen meegepikt. Die had ik nog niet op m'n Arnhemse levenslijst staan.





Deze jongen zat er ook. Ik noteerde hem als 'Nachtvlinder onbekend'. Het blijkt een (echt) gamma-uil te zijn.




Kemphaantje. Die heb ik hier (terug in Oost) regelmatig gezien. Maar nog nooit in vlucht gefotografeerd.




Ik probeer al een tijd van alle door mij waargenomen vogelsoorten een foto te maken. Laat de pimpelmees nou tot nog toe de dans ontsprongen zijn! Afgelopen zaterdag kreeg ik hem aardig in beeld en schoot ik wat plaatjes. Eerst was-ie nog wat verlegen...




Maar na een tijdje liet hij zich leuk zien. Ik blijf het een beetje een Tokkie-vogel vinden. Zijn kleuren doen me altijd aan zo'n lelijk jarentachtigtrainingspak denken.




Nog een tapuit. Maar nu op Nijmeegs grondgebied. (Dan is-ie toch gelijk een stuk mooier.)






"Ik kon mezelf van onder af weerspiegeld zien in zijn pupillen!" Antwoord op de vraag van J. of mijn close-up-foto van het smelleken, die bijkans een kilometer verderop in een boomtop zat, gelukt was.

Wat viel dát tegen zeg! Trektellen op het Maldens vlak. Mijn toch al karige trektelvogelkennis was zo goed als geheel in het niets opgelost. Ik bakte er niks van. Een echte trekteller zie ik mezelf dus niet meer worden. Er vlogen ook maar weinig (zichtbare) vogels over. Nou ja, het lekkere weer en het smellekenbewijsplaatje maakte veel goed. Volgende keer een rode wouw!








Een mannetje en een vrouwtje had ik al waargenomen. Afgelopen zondag kreeg ik een juveniel te zien. Nu alleen nog een grauwe-klauwier-ei en m'n kwartet is compleet.




Toen de klauwier er tijdelijk van tussen was, richtte ik me maar even op een icarusblauwtje vlak in de buurt.





We gaan eruit met toch maar weer een watersnipfoto. Op flinke afstand, maar zijn kleed heb ik niet eerder zo duidelijk kunnen vastleggen.