dinsdag 14 april 2020

Een ommetje




Het voelt wat onnatuurlijk aan. Dat die uitvergrote Romeinse-masker-replica aan de Spiegelwaal naar de stad kijkt. In plaats van de andere kant op naar buiten. Dat zou ik tenminste doen.





Hij had net een kin op vaste bodem gezet toen ik er op de spoorbrug langsfietste.





Leuk, zo’n kunstwerk dat naar de geschiedenis van Nijmegen verwijst. Maar qua schoonheid moest hij het toch afleggen tegen die van het zingende kneutje een paar minuten verderop. Of in ieder geval tegen dat prachtige, karmijnrode borstje. De kwetterende zang van een kneu stelt niet zo heel veel voor.





Doel was mijn eerste 2020-gele-kwikstaart bij zijn gele kwik te grijpen. Als jachtgebied koos ik voor het Grote grindgat. Dat is een beetje een tokkieplas. Mijn fietstas is er ooit leeggeroofd. En er worden veel vogelopjagende hondachtigen uitgelaten. Maar je maakt er wel kans op de gele kwikstaart én voorjaarstrekvangst. 
Oog voor zijn algemeen voorkomend, edoch niet minder mooie zwart-wit-broertje blijf ik natuurlijk ook houden. Witte kwikstaart. ‘Wie de huismus niet eert is de draaihals niet weerd’, mag ik altijd graag roepen. (© M. Gremmen.)




Laat ik het maar gelijk zeggen. Ik meende iets geels te hebben zien overvliegen. En ik meende zijn roep gehoord te hebben. Goede kans dat het daadwerkelijk de gele kwikstaart is geweest. Maar ‘goede kans’ telt niet als honderprocentwaarneming. Die honderd procent zekerheid haalde ik wel met m’n eerste 2020-visdiefje.





En het geluk was toch nog met mij. Achter twee naar zomerkleed transformerende kokmeeuwen zag ik een opvallend kleine soortgenoot zwemmen. Met een zwarte snavel. Dwergmeeuw! Precies het voorjaarstrekzeldzaamheidje waar je stiekem op zit te hopen.





Terwijl intussen, boven je hoofd, je eerste huiszwaluw passeert. Op deze op grote afstand genomen foto zie je waarom hij ook wel ‘de vliegende orca’ wordt genoemd.





Hoe vaak je hem ook tegenkomt; een putter in het zonnetje blijft toch wel onweerstaanbaar. En als hij dan ook nog even met z’n pootje naar je wuift, dan moét je wel een plaatje van hem schieten.





Zelfs zo'n best wel saaie graspieper laat ik niet aan mijn lens ontsnappen.





En daardoor liep ik zomaar in de juiste richting om een silhouetje aan de oever van de Waal te kunnen ontdekken. Wat mij dankzij het betere besluipwerk mijn eerste tapuitfoto van het jaar opleverde.





Die lijster onder en in die boom; was dat nu een vrouwtje merel of toch een gehoopt vrouwtje doortrekbeflijster? Haar borst heb ik niet kunnen zien. Dus ik moest het zonder de duidelijkste determinatie-aanwijzing doen. Die lichte handpenranden op de vleugel horen bij een beflijster. Maar voor hetzelfde geld worden die hier veroorzaakt door de zon. Ook vond ik haar eigenlijk niet schuw genoeg voor een beflijster. Plenty knaagtwijfel! Een waarneming.nl-admin brengt me het blijde nieuws. Het is daadwerkelijk een beflijster.






Je komt ze best wel vaak tegen. In de natuur gedumpte schildpadden. Die in het steeds zachter wordende klimaat waarschijnlijk steeds beter weten te overleven. Dit is een geelbuikschildpad.


De laatste vogels van deze dag vlogen zomaar vlak voor me langs toen ik naar huis fietste. Ik zag nog net een fietsende tegenligger verbaasd naar mijn opgewonden kopje met uitpuilende ogen kijken. Twee patrijzen.





Deze 7 april begon met het Romeinse masker. En ik eindigde mijn dagje vogelen er ook weer mee. 





De komende jaren zal deze megamondkap me waarschijnlijk aan de coronaperiode blijven herinneren.




11 april. Eén dag voordat de Ooijpolderdijk zou worden afgesloten voor de ontelbare mannen die hun motoren uit het vet hebben gehaald en voor de samenklittende groepen wielrenners. Ik viel gelijk met m’n neus in de boter. Terwijl ik een van de eerste fitisen van dit jaar aan het besluipen was, vloog er zomaar een visarend recht over me heen. Aan de ene kant denk je ‘Mooi, deze dag kan niet meer stuk!’. Aan de andere kant word je er ook wel gretiger van. Meer! Meer!

Even een vogelgeluiden
microquizje tussendoor. Welke vogel hoor je hier? En welke vogel hoor je hiér? Antwoorden wat verderop in dit bericht.




Bovenaan dit blog had ik al een foto van een tapuit geplaatst. 





Maar ja, deze zat weer een stuk dichter in beeld.




Ook de roodborsttapuit komt hier vaker voorbij dan mijn bedoeling is. 





Maar het is ook zo’n mooi vogeltje!




De boerenzwaluwen beginnen weer aardig het land binnen te vliegen. Deze was aan de dorstige kant.






In dezelfde plas zwom een mooi mannetje zomertaling.





De eerste 2020-groenpootruiter. Deze dag had ik nog meer eerstelingen: grasmus, nachtegaal, gekraagde roodstaart en sprinkhaanzanger. Ze hadden met elkaar gemeen dat ze allemaal pér se niet op de foto wilden.





Het hoeven niet altijd overvliegende visarenden te zijn. Een tegen een blauwe lucht zingend, prachtig mannetje merel is ook welkom in dit blog.





Het commerciële vliegverkeer is veelal stilgelegd in deze coronatijden. Zo’n solovliegtuigspoor valt daardoor des te meer op. Een voorbijvliegende blauwe reiger denkt er het zijne van.





Voor prille vogelaars waren mijn vogelgeluidenmicroquizvragen hierboven snode instinkers. Het eerste geluid was van een gaai die een buizerd imiteerde. Het tweede geluid was géén cetti’s zanger maar een.... (Zie waggelend, onscherp filmpje.) Dat laatste was de leukste waarneming van de dag!





Ik zet geen punt achter dit blog voordat ik een gele kwikstaart voor m’n lens heb gekregen! Eerst zoek ik op een plek waar al twee dagen een vrouwtje rouwkwikstaart is gesignaleerd. Helaas; beide vogels niet van de partij. Vervolgens zoek ik op het enige ooijpoldergeelgorsplekje dat ik ken. (Voor geelgorzen moet ik normaal gesproken richting Noord-Brabant fietsen.) Wederom niemand thuis. Laatste kans (aan deze kant van de Waal): de Erlecomse waard. Fiets achterlaten in Erlecom want de dijk is dit paasweekend verboden terrein voor motor, auto én fiets. Gewoon een uurtje helemaal alleen op de dijk gaan zitten. Wat een heerlijke rust. Voor me verschillende witte kwikstaarten, laag langsscherende boerenzwaluwen, een paartje rietgors, wat kneutjes en ietsje verderop een mannetje zwarte roodstaart. Plus verschillende eenden, meeuwen en een enkele, niet al te opwindende roofvogel. (Foto: rietgors.)



Dan, éindelijk — zie ik het goed? Ja, ik zie het goed – een gele kwikstaart! Later nog een tweede en op het eind zelfs vier vogels.




Vervolgens terugfietsen via de niet afgesloten Kerkdijk om daar tot je stomme verbazing een plas met maar liefst drieëntwintig gele kwikstaarten aan te treffen!




Plus twee witgatjes en een tureluur. Gelekwikstaartmissie uiteindelijk meer dan geslaagd. Wel een beetje gemopperd dat ik deze dag verder niks echt bijzonders was tegengekomen. Ja, vier, vijf baltsende cetti’s zangers op verschillende plekken. Maar de tijd dat je langs het riet een uur op een cetti’s-riedel ging staan wachten is razendsnel voorbij gegaan.




Oké, een paartje ooievaar in een zelfgebouwd nest had ik volgens mij nog nooit eerder gezien. Al was het hier zonder menselijk zaag-ingrijpen waarschijnlijk niet gebouwd.




Een staartmees met coronastaartje was ook nieuw voor me.




Om de lentekriebels nog wat aan te wakkeren sluit ik dit bericht af met deze ont-zet-tend schattige lamsboutjes. (Bestaat daar eigenlijk al een vegetarische equivalent van? Lamschboutjes? Lamsbautjes?)

Benieuwd of ik dit voorjaar nog een rode wouw voor m’n kijker ga krijgen. Ik ga er voor zitten bidden als ware ik een torenvalk.

woensdag 1 april 2020

Een frisse neus



De roodkeelduiker op de Kraaijenbergse Plassen kun je makkelijk missen omdat je je hem vaak vanaf dezelfde punten zoekt. (Ik dan.) Merkte ik toen ik hem per ongeluk vanuit een heel andere hoek tegenkwam.




Vorig jaar liet-ie zich nauwelijks zien. Nu is het de eerste 2020-vlinder die ik tegenkom. Op 9 maart. Behoorlijk vroeg. De eerste gemelde 2020-kleine-vos in het vogelwerkgroepwerkgebied. Landelijk de vijfenveertigste. Benieuwd of we ze dit jaar weer meer gaan zien. 2019 was een slecht kleine-vos-jaar.
De tureluurs waar ik eigenlijk voor kwam kon ik niet vinden. Maar dit is eigenlijk leuker.




De ijsduiker is ook deze dag niet uit de Bemmelse polder weg te slaan. En dan moet ik toch weer het zoveelste plaatje schieten. De laatste tijd houdt hij zich vooral midden op de plas op. 





Vrijdag 13 maart. Minstens een meter afstand houden van de vogels en in je elleboog niezen. 


De eerste bontbekplevieren van het nieuwe jaar in het vogelwerkgebied.




Een goede ruil met de ijsduiker die ik deze keer niet kon ontdekken. Bontbekplevieren zijn wat groter dan de algemener voorkomende kleine plevieren.





En ze hebben oranje poten en wat oranje aan hun zwarte snavel. Of wat zwart aan hun oranje snavel.





Twee bonte strandlopers hadden zich bij hetzelfde groepje gevoegd. In eerste instantie dacht ik aan witgatjes. Maar die waren allang weggevlogen op het moment dat ze mijn hoofd zouden zien. Vogels kun je ook (deels) determineren aan opvlieggedrag/schuwheid.





Wat verderop zat een achttal tureluurs in de klets- en kletsnatte weilanden van de Bemmelse polder. Ze kunnen mooi met z’n allen nieuw op m’n 2020-jaarlijst.





En verhip, Waarneming-admin P. attendeert me erop dat ik tussen de tureluurs een kemphaan over het hoofd heb gezien. Die hebben ook oranje poten. Als ik alle foto’s nog eens goed bekijk zie ik dat ik er zelfs drie heb gemist... Ik geef de schemering maar de schuld van mijn kemphaandeterminatie-onkunde. Nou ja, vierde 2020-vogel op vrijdag de dertiende. En ook weer de eerst gemelde in het vogelwerkgebied. Geluksdag!





Opgewonden vogelaar naast me, terwijl ik tussen honderden ganzen een vijftal tureluurs, die veel te ver weg staan, probeer te vogelgraferen: “Drie geringde brandganzen! Ik heb m’n telescoop niet bij me; kun je even met je camera kijken welke nummers ze hebben?!” Voor sommige mensen is gansringen aflezen het hoogtepunt van vogelaarsgenot. Benieuwd of ik ook in die fase kom. Ik denk eerlijk gezegd dat ik er niet het type voor ben. Ik ben meer genieter en entertainer dan serieus en deskundig vogelaar.

Op geese.org kun je de ringnummers invoeren en kijken waar de ganzen vandaan komen en waar ze het laatst gesignaleerd zijn. Op de een of andere manier loopt die pagina bij mij echter steeds vast. Dus we zullen het zonder die info moeten doen.









De grutto’s komen nu echt goed binnen. Ruim honderd vogels in Waterrijk-Oost. (Je bent daar zelden de enige vogelgraaf/vogelaar.)




Nog even wachten en dan gaan ze aan de goede kant van rivier de Linge broeden. Terwijl de gele kwikstaarten ze 'om de oren vliegen'. Met daartussen hopelijk ook wat Noordse en Engelse kwikjongens en kwikmeiden.




Verhip, op waarneming werd een buidelmees gemeld op een plek waar ik hem twee dagen eerder gehoord meende te hebben. Helemaal niet meer aan gedacht. Ik hoopte zijn roep te hebben opgenomen met m’n iPhone. Maar bij terugluisteren hoorde ik helaas voornamelijk harde wind. Toch leuk als ik dat geluid daadwerkelijk herkend zou hebben. 




Ik plaats er wat foto's van mijn eerste (zelfontdekte!) paartje buidelmees bij. In juni 2017. Ik hoorde er een achter mij roepen. En zag hem vervolgens met een lange boog in zijn buidelnest verdwijnen. Een topwaarneming was dat!

17 maart. Twee mondkapjesdragers in de Albert Heijn. Rijst, wc-papier en papieren zakdoeken uitverkocht. Mijn nichtje heeft een beugel.

Razendsnel je camera uit je fietstas proberen te vissen, óf gewoon de kijker voor je snufferd houden, genieten en afwachten of de paring die je voelde aankomen daadwerkelijk zal gaan plaatsvinden? Ik had het nog niet gedacht of ze gingen van start. Toch wel bijzonder om ooievaars dat op een paar meter afstand te zien doen. En ik voelde me niet eens een heel vieze oude man!





De nieuwe 2020-vogels blijven binnenkomen. M’n eerste kleine plevier.





En een mooie zangvoordracht van m’n eerste keihard, fotografisch bewezen kneutje.





De grutto had ik natuurlijk al een tijdje. Maar dit is het eerste paar in mijn eigen vogelwerkgebied. Waar ik het hierboven, een paar dagen eerder, al over had.





Iets verderop, in Waterrijk-Oost, laat een foeragerend vrouwtje bruine kiekendief zich mooi bekijken. Een viertal baardmannetjes wil niet op de foto. Maar daar kan ik mee leven.





Met de klok mee: kluten, aalscholver, scholekster, grutto’s.





Poging twee om de Bemmelse ijsduiker herkenbaar samen met de Mauritstoren op de foto te krijgen. Mooi rustig water, maar nog steeds wat ver weg en met invallende schemering. Als bonus zie je wel nog een stukje van De oversteek.


Bijna dagelijks denk ik ‘Dit is misschien wel de laatste dag voor de corona lockdown, laat ik nog maar even snel naar de Ooijpolder fietsen’. Zo ook op 21 maart. 

Ik word gelijk aan het begin al verwelkomd door een zingende Cetti’s zanger. Die zichzelf, naar goed gebruik, niet laat zien. 

Een eindje verderop zie ik het silhouet van een vogel in het riet verdwijnen. Formaat van een blauwborst. En ik meen wat oranje op zijn staart te ontwaren. Te weinig hard bewijs echter om hem mijn eerste blauwborst van het jaar te noemen.





De Ooijpolder-zwarte-roodstaart laat zich beter bekijken. Dit (vermoedelijk) overwinterende vrouwtje kan rond deze tijd éindelijk mannelijk bezoek verwachten.





En kort achterelkaar tref ik de bewoners van twee steenuilnestkasten.



Op dezelfde plek stopt een vogelgraaf naast me met zijn auto. Voor een praatje op afstand. En om te kijken of er wellicht een rode wouw tussen de zevental overvliegende buizerds zit. Wat helaas niet zo is. Hij meldt me ook dat hij zomertalingen heeft gezien in het plasje voor de Kaliwaal.




Die had ik in mijn eigen werkgebied nog niet gezien dit jaar, dus die moést ik wel vereren met een bezoekje.






De beste manier om geen mensen tegen te komen, is jezelf bijkans vastlopen tijdens het struinen in de Ooijpolder. Balancerend in de modder, tussen centimeters dikke braamstruiktakken en een waterplas, die een stuk hoger bleek te staan dan ik had ingecalculeerd, zag ik een staartmees in een boomspleet verdwijnen. 




Wat zoet, een nest van mijn favoriete meesje! Gebouwd van veren, spinrag en/of korstmossen. Met rust laten en wegwezen is het devies. Maar door een gebrekkig zelfbeheersingsvermogen, een grote opschepbehoefte en de voorbode van dood en verderf, kon ik het niet laten eerst snel wat plaatjes te schieten. (Er hingen helaas wat bewegende takken voor.)




Dit fraaie torenvalkpaartje met vermoedelijke broedplannen liep ik ook nog tegen de lijfjes. Er zit geen teek maar een vlieg op de vleugel van het vrouwtje.




Rare gewaarwording. Wat een onverwachte plek om te sterven voor een bever.




Het kwartje viel al snel. Zeer waarschijnlijk een verkeersslachtoffer die daar in het kader van Dood doet leven is neergelegd. Mooie gelegenheid om hem eens goed te bekijken. Het zijn flinke jongens hoor, die bevers. 75 tot 90 centimeter lang. Exclusief een staart van zo'n 28 tot 38 centimeter.





Aan hun achterpoot hebben ze een dubbele nagel die ze gebruiken als kam. Om hun vacht te verzorgen.




Nee, dit is geen uitgedroogde moddergrond. We zitten nog steeds bij de bever. Close-up van z'n staart.

Nou, smakelijk eten, kraai, vos en aaskever.



24 maart. Met begeleiding van trommel, toeter en sierverlichting wordt aan de overkant van de straat een aan deze kant van de straat jarige oma toegezongen. (Sterk spul, hè? Die Fisherman’s Friend...)

Waarneming.nl toont geen zeldzame vogels meer om vogelaars niet in de verleiding te brengen met een hele groep een achtertuin in Schubbekutteveen te gaan bestormen. Van Rutte mag je nog een frisse neus halen. Zolang je maar anderhalve meter afstand tot andere mensen houdt. Da’s een stuk korter dan mijn standaard gewenste afstand van 7 meter 80. En vormt dus geen enkel probleem voor ‘de eenzame fietser’. 





Ik trakteer mezelf op mijn eerste, nu zekere 2020-blauwborst. En zie zelfs mijn allereerste blauwborstvrouwtje. Ik kan me een eerdere waarneming in ieder geval niet herinneren. Braaf aan een foto meewerken deden ze dan weer niet. 






Wat verderop naast de blauwe borsten een boompje met de heren rietgors en roodborsttapuit.




Het keukenraamvogelen blijft natuurlijk ook gewoon doorgaan. Best nog een aardig plaatje van deze Turkse tortel, zo door die ongewassen ramen van me.







Wéér een striptekenaar die mijn beeldschone verschijning in een strip gebruikt! Een gastrolletje in de nieuwe songfestivalstripglossy. Humorvol getekend door collega Rob Derks. Verder geen vogel te zien op de desbetreffende pagina. Dat is wel een beetje jammer.




De (ongebruikte) schets (te geniaal) die ik in de strip in mijn hand houd.

Het nummer staat boordevol met strips van gastredacteur Margreet de Heer. Dus van harte aanbevolen om te lezen en om alvast wat voorpret voor het iétwat uitgestelde Songfestival los te weken.

Maart is bijna afgelopen. Mijn eerste, zo lang mogelijk uitgestelde bezoekje aan de Albert Heijn viel mee. Nauwelijks een rij buiten de winkel. Eén meisje had haar mouwen 15 centimeter over haar handen getrokken om het verplichte winkelwagentje te besturen. Het kassameisje keek me met een vrolijke 'spannend hè?!'-blik aan. En niemand droeg een mondkapje. 




Een kalenderplaatje van een mannetje roodborsttapuit.




En een waarneming waarvan mijn hart een sprongetje maakte, omdat ik héél even op een rode wouw hoopte. Maar een bruine kiekendief in de Ooijpolder is ook best bijzonder. 




Over bijzonder gesproken; ik hoorde voor het eerst een groep koperwieken zingen! In maart/april trekken ze weer langzaamaan het land uit. Bij mijn weten bewaren ze hun zang normaal gesproken voor hun broedgebied. En roepen ze hier alleen maar.




In de harde wind heb ik een vrij beroerd bewijsfilmpje met één koperwiek (in een groep van naar schatting zo'n 20, 30 vogels) kunnen schieten. Zo zie je maar dat zelfs een heel gewone vogel je toch nog een verrassingsgevoel kan bezorgen. En daarom blijft vogelen zo leuk. Op naar april! (Als god het wil.)