dinsdag 29 september 2020

Konijnenpootje, steppekievit en kleine klapekster



Een man van de klok zijn is voor mij bijkans onmogelijk als ik, gewapend met verrekijker en camera, naar collega L. fiets. Daarom had ik een met een half uur rekbaar tijdstip afgesproken. Verstandig, want ik was nog maar nauwelijks Lent in gefietst of ik werd al opgehouden door zeven patrijzen aan de rand van het fietspad.






Waarna mijn aandacht werd getrokken naar de andere kant van het pad. Alwaar een groep van zeker vijftig puttertjes wellustig foerageerde over een pas gemaaid stuk land.




Waar ze nog even werden verstoord door een nogal tamme aanval van een torenvalk (niet op de foto). Tam, omdat hij zich wellicht al had volgepropt met muizen. Die vast makkelijker te vinden en te vangen zijn in het maaisel.



Ik had er nog zeker een uur met plezier kunnen vertoeven. Maar na zo’n twintig minuten zette ik mijn tochtje voort om zelfs mijn rekbare afspraaktijd niet te overschrijden.

Ik moet nog een keer een tekening maken stampvol vliegende puttertjes. Zo'n distelvinkzwerm is werkelijk waar een lust voor het oog. Maar eerst nog even oefenen.





Het doel van collega L. en mij was om hem minstens één lifer te bezorgen. Waarbij ik stiekem rekende op een bezoekje van een bruine kiekendief

Park Lingezegen zat nog steeds stampvol met torenvalken. Zelf telden we er elf. Een vogelaar die we tegenkwamen had er zestien geteld! Torenvalken zijn natuurlijk geen lifers voor L. Dat was de opvliegende kleine zilverreiger wel. We waren nog maar nauwelijks gestart of we vielen al met onze neus in de boter. (De foto heb ik later gemaakt. Hij liet zich die dag vaker zien.)




Ietsje eerder liet een tapuit zich mooi bezichtigen. Later op de middag zag ik er twee op dezelfde plek.




Witgat, groenpootruiter, casarca, het ging hard met L.’s lifers. Op een gegeven moment maakte ik hem, lees mijzelf, wijs dat de steltloper in de verte, tussen twee pleviertjes een zwarte ruiter was. Het zoveelste bewijs dat ik óf naar de opticien moet, óf eindelijk eens een telescoop moet aanschaffen. Maar voor dat laatste moet ik dan weer eerst een fiets kopen die niet in elkaar stort als ik dat apperaat op de bagagedrager bind. En dat trekt bruin allemaal niet want ik moest zo nodig striptekenaar worden.


Als L. en ik de hoek om lopen zien we een groepje vogelaars in de richting van ‘mijn’ vogel turen. Zoveel belangstelling voor een zwarte ruiter? Is dat niet een beetje overdreven? Waterrijk-Oost-stamgast J. wijst me enthousiast op de hier zeer zeldzame rosse grutto!


Natuurlijk genoot collega L. volop van mijn blunder. Al had ik bij mijn zwarteruiterdeterminatie nog een kleine slag om de arm gehouden. Daarnaast beweerde hij dat hij mij geluk bracht. Hij was mijn “totem”, mijn “geluksamulet”. Die eer wilde ik hem best gunnen. Vanaf dat moment noemde ik hem lieftallig “mijn konijnenpootje”. Wat hij toch weer minder vond. Enfin, lekker is dat, met een rosse grutto achter de kiezen, in een heerlijk zonnetje, samen schateren van het lachen om je eigen flauwe grapjes.




Arnhemse profivogelaar R. was ook ter plekke. En die geeft altijd goede vogeltips. Zo kun je 
op 19 september, door grote afstand lastig te determineren pleviertjes makkelijk tot bontbek bombarderen, omdat er nog nauwelijks een kleine plevier in het land is. De witte wenkbrauwstreep is ook een weggevertje.




Gewone grutto’s zijn ook al naar het zuiden vertrokken. Dus een grutto op 19 september is al snel een rosse grutto. Op de linkerfoto is ook vrij duidelijk de iets kortere, licht omhoog gebogen snavel van deze juveniele vogel te zien.




Ook een drietal bonte strandlopers foerageerde in deze overheerlijke plas water.




Collega Konijnenpoot had deze dag maar liefst acht lifers. Deze bruine kiekendief had hij echter niet meer kunnen meepikken. Dit was een latere solowaarneming. 




Achteraf gezien viel L. als konijnenpootje een beetje tegen. Vlak nadat we de rosse grutto achter ons hadden gelaten en huiswaarts waren getogen, vloog er op dezelfde plek een visarend over. Later op de dag hoopte ik héél even dat ik er ook een zag. Maar het was deze blonde buizerd. Stom beest.


 
Ter plekke was ik blij verrast door het zwarte stipje, hoog in de lucht. Rode wouw! Laatste prachtwaarneming van de dag. Op de terugweg naar Nijmegen. Voor alle zekerheid gooide ik de foto’s nog even in de beeldherkenning. Die er voor de ene foto voor 93% een zwarte wouw van maakte. En voor de andere foto voor 64% een bruine kiekendief. Maar hij is daadwerkelijk rood. Jahoepie!





Ik durf nog steeds niet zo goed life vogels na te tekenen. Nog steeds lichtelijk getraumatiseerd door het ter plekke gemaakte pre-fototoestelschetsje van mijn zelfontdekte eerste purperreiger. Een jaar of drie geleden. Met de knik van zijn knieën (lees: enkels) naar de verkeerde kant! Ter bestudering van een dwergpapegaai voor een opdracht besloot ik echter wat jonge moeders de stuipen op het lijf te jagen. Door met mijn oude zwerverskop in een parkje, voor de volière te gaan zitten. Om de twee aanwezige agapornissen na te tekenen. Plus wat bijvangst op papier te zetten. 





En kijk, door goed kijken heb ik de afgelopen jaren toch wat bijgeleerd. Moet ik vaker doen. Met als einddoel stoppen met fotograferen. Want dat vind ik meer iets voor fotografen. Niet voor tekenaars. (De kleuren zijn thuis toegevoegd.)

















Die tweepagina-opdracht is inmiddels af. En ik vertel t.z.t. wel waar hij wordt gepubliceerd. Voor de liefhebber hier alvast een fragment.





Weer een groep van nu zeker honderdtwintig putters. In de Ooijpolder. Met een stuk minder mooi weer.





Deze keer duikt er een beter gemotiveerde roofvogel op. Een mannetje sperwer grijpt pardoes een van de putters uit de lucht. Roofvogels profiteren in deze tijd natuurlijk van de onervaren jonge vogels. 

Een heleboel slechte foto's maken niet één goede foto. Maar ik moet roeien met de riemen die ik heb. En het is wel een spectaculaire waarneming natuurlijk.















Een kleine klapekster is gewoon een klapekster maar dan klein. En in dit geval zonder uitgesproken mooi roze borst en buik. Buiten het werkgebied, de eerste Arnhemse en een flink eind fietsen. Gaan we dat laatste doen of zoeken we ons vogelplezier wat dichter bij huis?




De melding van de steppekievit in Waterrijk-Oost gaf de doorslag. Als je die twitcht dan ben je al halverwege de miniklap.

De zeer zeldzame, bedreigde, rodelijstvogel bleek ook nog eens zo aardig om met zijn kievitvriendjes in Nijmeegs werkgebied neer te strijken. Op flinke afstand van mij vandaan maar aardig te bekijken. 




En goed te onderscheiden van de tientallen kieviten waar hij tussen zat.





Als het niet al te druk was tenminste...








Na een tijdje besloot de groep weer naar Waterrijk-Oost terug te vliegen. Alwaar hij beter te zien was.















Ook ter plekke: zingende cetti’s zanger, een zestal bonte strandlopers, overvliegende bruine kiekendief, kleine strandloper en een roepend baardmannetje

Snel door naar de Madurodam-klapekster. Even de route opzoeken en... hola! Lege iPhone-accu! Die was ‘s ochtends nog stampvol!







Er volgde een wonder. Geheel op herinnering en gevoel ben ik zonder digitale kaart, in één keer goed gereden, en een stukje gevaren, richting dit toch wel heel leuke vogeltje.





Alsof twee lifers op één dag niet genoeg was, werd ik ter plekke door een medevogelaar ook nog geattendeerd op een zeearend. Die een eind achter de kleine klap in een weiland zat. 





En werd verjaagd door een territoriaal bezitterige buizerd. Het zijn wel Fietsvogelaarhoogtijdagen wat de klok slaat. Blij mee!




De kleine klapekster, die je af en toe zelfs kon horen zingen, is ontdekt door een van de eigenaren van stripboekhandel Senõr Hernandez. Voor vogelaars een goede reden om daar als dankbetuiging al je strips te kopen en/of te bestellen. (Bij voorkeur die van mij. En dan niet Trix, want die is echt niet meer te doen. (Ik was jong en onbezonnen.) De ontdekkers is een leuke jeugdstrip.) 



Is het heus? Het is heus! 29 september nog maar en de Ooijpolder-klapekster is alweer terug! De foto's zijn te slecht om goed te kunnen vergelijken. Maar de 'gewone' klapekster is echt groter dan de kleine. Wat een vreugdevol einde van dit blogbericht!

vrijdag 18 september 2020

IJsgors

Het stomme was; ik had die avond zo’n haast om de juveniele purperreiger in de Ooijpolder te bezoeken, dat ik onderweg de twee in de Oude Waal landende steltlopers, zonder goed te kijken vogelgrafeerde. Het licht was mooi, de plas was zo glad als een spiegel en de vogels zaten aardig dichtbij. Zonde om ze niet even snel vast te leggen. Het waren zonder twijfel groenpootruiters, want ik hoorde onophoudelijk luid groenpootruitergeroep.





Mijn geschetste verbazing was dus enórm toen ik thuis op mijn computer zag dat ik twee zeldzame zwarte ruiters op de digitale plaat had vastgelegd! Gelukkig overheerste het geluksgevoel en niet de vaalschaamte. Want jeez... dat ik dát niet ter plekke gezien had. Vogelaar van likmevestje!




Ondanks de haast stopte ik bij de volgende plas ook even. Want wat was dat voor wit spul aan de overkant van de oever? Mijn kijker gaf het antwoord. Een hele berg veertjes van (gok ik) een kokmeeuw





Die lag er ook tussen. Met bovenop hem een prachtige havik! Die doodstil bleef zitten. Met de gedachte dat ik haar dan niet zou zien. Nou, vergeet het maar! 




Even verderop kon Schotse collegavogelaar M. mij vertellen dat hij de juveniele purperreiger in het riet had zien verdwijnen. En daar kon-ie gerust “een uur of twee, drie blijven zitten”. Samen hebben we toch nog een tijdje staan wachten. Een groep spreeuwen (geen roze), twee waterhoentjes en een ijsvogel lieten hun gezicht zien. Maar onze purpervriend bleef inderdaad verborgen. 





Twintig minuten nadat M. het had voor gezien had gehouden stond ik ook maar op, liep een paar meter achteruit voor een laatste overzichtsblik en keek pardoes recht in ‘het gezicht’ van de reiger! De stiekemerd was net buiten mijn zittende zicht op de dijk tevoorschijn gekomen.


Vrij regelmatig film ik een stukje van een vogel. In de hoop dat ik er een screenshot uit kan vissen van een moment dat ik vogelgraferend vast had gemist. Statiefloze bibberfilmpjes. Die ik toch niet goed kan weggooien. Dus die plaats ik maar op YouTube. Voornamelijk voor m'n eigen lol.

Met vogelen heb ik vaak geluk, maar deze korte avond sloeg alles! Op de terugweg zag ik ook nog de staart van een vos het struweel in schieten. Topavond!

























De vroegste najaars-ijsgors van ons werkgebied. (11 september, vorig record 15 september.) Ze worden hier maar zelden waargenomen. En dan meestal ook nog overvliegend op een trektelpost. Precies één dag na mijn prachtwaarnemingen hierboven kon ik wéér een lifer op mijn vogellijst bijschrijven! Samen met de Arnhemse roodpootvalk mijn tweede in een week. 





De tientallen, veelal witte kwikstaarten checken op citroen, bij gebrek aan de zwarte ruiters van een avond eerder, loonde zeer de moeite. Ik meende direct al een bijzonder gorsje te zien. Maar hield er ernstig rekening mee dat mijn fantasie op de loop ging met een ordinaire rietgors. Iets heel gewoons voor iets heel zeldzaams aanzien overkomt mij vaker dan me lief is. De visarend die een blonde buizerd bleek te zijn. De kwak die gewoon een sjofele blauwe reiger was. De strandplevieren die... enfin, mijn punt is duidelijk, lijkt mij. Thuis achter de computer werd mijn ijsgorsvermoeden echter definitief bevestigd. Van dit soort bijzondere ontdekkingen lust ik wel pap!



Mij viel vooral de twee witte vleugelstrepen op. Met daartussen de roodbruine grote dekveren. En de 'C' om de oorstreek. Een gele snavel met zwarte punt haalde ik dan weer niet uit mijn foto's. Dus dat zorgde gelijk weer voor verwarring.





Ietsje verderop een mannetje ijsvogel. Nee, geen familie van de ijsgors. Het begint weer vroeger te schemeren. Wat de kwaliteit van mijn ijsgors- en ijsvogelplaatjes geen goed doet.




Beetje overmoedig om te gaan vogelen op de dag dat er een maximumtemperatuur van 32 graden wordt voorspeld. Nou ja, de dag kwam me goed uit en ik had mezelf wijsgemaakt dat 32 graden in de nazomer minder heet aanvoelt dan 32 graden in de zomerzomer. 

Dat is niet zo.

Bij de Oude Waal zag ik heel kort een gele kwikstaart. Thuis vond ik zijn kopje toch wel behoorlijk donker en zocht ik tevergeefs naar een witte wenkbrauwstreep. Noordse kwikstaart!





Een eindje verderop kon ik bij een plasje een vogelaar attenderen op een watersnip tussen de waterlelies. Had-ie zelfs met zijn telescoop niet gezien. Hij kon mij dan weer melden dat de vogel omringd was door nog drie andere snippen. Ze staan alle vier op de foto.




Op grote afstand meende ik hem al als kleine zilverreiger te herkennen. Ook al stond hij in stilstand. Een kwartiertje later kon ik van wat dichterbij een bewijsplaatje schieten.




Gaan we aan de soep of gaan we nog even snel de drieteenstrandloper in de Lentse Waard twitchen? “Hoi.” hoor ik naast mij op het Lentse fietspad. Collegavogelaar M. vervolgt zijn groet met een berisping omdat ik de in de schemering verdwenen gors, die mísschien wel geen rietgors was, en achteraf een ijsgors bleek te zijn, niet had doorgegeven. Ik bijt onmiddellijk venijnig terug dat hij mijns inziens dan weer niet enthousiast genoeg gereageerd had op het ijsvogeltje dat even eerder voor ons langs vloog.





Op de plek waar de drieteen voor het laatst gemeld was stonden runderen te pootjebaden. Over de oever liepen wandelaars. Ga ik eindelijk eens een keertje vogelaarspech hebben...? (Zo te zien aan de foto’s hierboven niet, nee.)




De strandloper was een eind verderop gaan zitten. Waar ik hem tot een vijftiental meter kon benaderen. En hij een uur lang rustig voor mijn neus bleef foerageren.






De puttertjes die in zijn buurt landden stoorden hem een stuk meer. Naar mij heeft hij tenminste geen pikgebaar gemaakt om me weg te jagen. 




Twee distelvinken op een distel in silhouet. Dat had een aardiger plaatje kunnen opleveren als ze wat langer waren blijven zitten voor een strakkere silhouetpose. En zonder die vage onderrand.




Wat het me in ieder geval wel opleverde was dat mijn hoofd in de juiste richting stond om een vrouwtje sperwer (of toch een havik?) zomaar een vogeltje uit de lucht te zien grijpen. Te snel voor een foto. Maar zo wegvliegend met prooi levert ook een mooi plaatje op.

Morgen ga ik vogelen met collega L. Dat kán heel veel foto's opleveren. Dus ik plaats dit blog snel voordat-ie weer veel te lang wordt.