maandag 18 mei 2020

Big Day, Small Day, Solo Day

Leestijd: lang maar vlot.




Niet alleen in april maar ook begin mei is de kans op een dwergmeeuwwaarneming in het Grote Grindgat aanwezig. Die kans moest ik maar weer eens grijpen. En er vloog inderdaad één tweedejaars vogel boven de plas.




Een rondje later zat de dwergmeeuw een hele tijd doodstil aan de oever. Ik vind hem er ook niet helemaal gezond uitzien. Jammer dat hij zo keihard belicht werd. Om ondoorgrondelijke redenen maakte ik er thuis weer een kokmeeuw van. Of nou ja, de waarnemingfotoherkenning zal er wel een zeven-procent-dwergmeeuw van gemaakt hebben. En bij bijzondere soorten geloof ik dat dan direct.
Hij werd gezellig omringd door kleine plevier, oeverloper en witte kwikstaart.




Slechts twee gele kwikstaarten kwam ik tegen. En twee tapuiten. Die vinden dit wellicht een fijne plek door de holen van de tientallen konijnen die je hier ziet. Het zou leuk zijn als ze er ook eens in gingen broeden. Gaat echter niet gebeuren daar. Met al die honden.





Ook konijnfotografen kunnen hier hun hart ophalen. Ik had dit schattige diertje dan toch weer liever dertig meter boven de grond in de klauwen van een zeearend gezien. Je bent vogelliefhebber of je bent het niet.





Al vaak gevogelgrafeerd, de grasmus. Maar ja, als hij zó mooi voor je staat te poseren, dan schiet je er toch maar weer een plaatje van.





In hetzelfde vogelrijke boompje: zingende heggenmus. Grijs kopje.




Ze werden er al een tijd gemeld. Maar op de een of andere manier kwamen ze niet in mijn beeld. Deze keer wel. Casarca's. Ze klinken zo. 

Door corona-overmacht en omdat het eigenlijk ook best onnozel is om een positie in de VWG-2020-top-tien te ambiëren, heb ik de kwartelkoning bij de Kaliwaal laten schieten. De vogel die een paar dagen later achter de Oude Waal werd ontdekt heb ik echter wel een avondbezoekje gebracht. Zó dichtbij kon ik hem natuurlijk niet aan me voorbij laten gaan. Je kunt hem — vrouwtjes zingen ook maar net weer iets anders — heel zachtjes horen op mijn opname. De roerdomp hoempt ook nog steeds in het gebied. En ik had die avond m’n eerste schreeuwende 2020-kerkuil te pakken. Gewoon in mijn oortjes. Niet op m'n iPhone.


Big Day 2020

“Wanneer doet die ellendeling zijn snavel nou eens open?!”
Letterlijk midden in die zin liet de cetti’s zanger zijn explosieve riedel horen.
Tot grote hilariteit van M. en mij.

Door iets met corona ging de Big Day dit jaar niet door. Toch waren er wat vogelaars die de mooiste (en vermoeiendste) vogeldag van het jaar niet wilden missen. En op eigen initiatief, met anderhalvemeterafstandduoteams, op de fiets, een dagje vogelsoorten gingen verzamelen.

We deden het heel rustig aan. En eindigden op die manier met 95 vogels. Na zo’n 105 kilometer gefietst te hebben. Ter vergelijking; het winnende team vond 136 vogels. Na 207 kilometer fietsen! En ze hadden niet eens een elektrische fiets! Nou ja, jonge goden met ultieme vogelkennis. Daar valt niet tegenop te boksen. Hoef je niet eens te proberen. 

Nog een verschil met het winnende team; wij stonden, naar mijn idee tergend vroeg, om kwart voor zes startklaar op de parkeerplaats van Heumensoord. Het winnende team begon om twaalf uur. Twaalf uur ‘s nachts!




Op een enkele koekoek en wat bijkans ondetermineerbare juveniele meeuwen na heb ik geen foto’s gemaakt. Kost te veel tijd.




M’n eerste 2020-boomvalk moest ik echter ook wel even schieten. Opgejaagd door twee kraaiachtigen. Verder heb ik mijn jaarlijst kunnen aanvullen met bosrietzanger, bonte vliegenvanger en spotvogel.

“Zat er geen slechtvalk in de kerktoren van Cuijk?” 
Met onze kijker vinden we een houten plateautje op een van de twee torens. Precies op dat moment doet een slechtvalk een stap naar buiten!

Ook leuk; het ongekende enthousiasme bij het ontdekken van een waterhoen. Dat krijg je als zo’n vogel de hele dag zijn koppie maar niet wil laten zien. Een andere algemene vogel die dan weer niet meewerkte was de dodaars. Altijd al een hekel aan gehad.


Ook de kwartelkoning werkte niet mee. De roerdomp liet zich dan weer onmiddellijk horen op het moment dat we aan kwamen fietsen. Blijft indrukwekkend dat een vogel zo’n geluid kan voortbrengen. Op de een of andere manier verwar ik zijn naam steeds met ‘loempia’. Dan klinkt een zin als ‘Heb jij ook zo genoten van de baltsende loempia bij de Oude Waal?’ toch wel een beetje raar.

Iets voor half tien ‘s avonds leidde M. ons voor de laatste vogel naar een in een parkje gevestigde roekenkolonie. In het donker konden we in één van de nesten nog een bewegende staart ontwaren. Van een vermoedelijk eng dromende roek. 


Na afscheid genomen te hebben besloot ik, staande voor een bejaardenhuis, mijn laatste restje water op te drinken. Hetgeen ontaarde in een gigantische verslikhoestbui. 
Tijdens welke een aantal oudjes ongetwijfeld van coronaschrik de geest heeft gegeven. Waarvoor mijn excuses.




Al bij al was het een mooie, zonnige dag. Zonder enorme uitschieters. Voor herhaling vatbaar. Al moeten er nog wel wat vogelgeluiden in mijn kop aangestampt worden. En die meeuwen in juveniel kleed... om die te kunnen determineren heb ik nog wel wat jaartjes nodig. Of langer. (Foto: tweedejaars kleine mantelmeeuw.)


Small Day

Enigszins teleurgesteld dat we op de Big Day geen zwarte specht konden vinden, hield ik al snel een Small Day en fietste ik naar een bos waar hij eerder waargenomen was. Een alarmroep en een flits van een grote zwarte vogel met iets roods op zijn kop bezorgde me dan eindelijk mijn eerste, zekere 2020-zwarte-specht.

Terugfietsen via Heumensoord en park Brakkestein zorgde voor de bizarre sensatie dat ik nóg vier vogels tegenkwam die we op de Big Day gemist hadden. Goudhaantje, kuifmees...





...vrouwtje kleine bonte specht




de enige compleet zwart-witte bonte specht, en...



...een mannetje sperwer.



Als je de zang van de gekraagde roodstaart kent dan is die vogel, op de juiste plek, een stuk minder moeilijk te vinden.




Een paartje heggenmus. Mannetje en vrouwtje hebben een identiek verenkleed. (Af en toe leer je hier nog iets.)





Nog een paartje. Raven

Solo Big Day

In een aanval van hoogmoedswaanzin meende ik de Bigdayscore van een weekend eerder wel te kunnen verbreken. Ik zal jullie het lange verhaal besparen.




Liever wat foto’s van het KP-steenuiltje dat ik tegenkwam. 




En dat ik waarschijnlijk ettelijke malen heb gemist door alleen naar de andere kant van de weg, richting zijn nestkast te kijken.




Of van deze boomvalk. In tegenlicht. Waardoor ik hem voor een slechtvalk aanzag. En het dus naliet om de iets verderop broedende slechtvalk te bezoeken. (Ik schrijf het maar weer op, want stommiteiten zijn leuker om te lezen dan perfecte determinaties. Qua entertainment.)




Of van mijn eerste zelfontdekte krooneend. Mijn moment met hem werd nog verstoord door een ijsvogel die zo nodig door het beeld moest vliegen toen ik de eend aan het vogelgraferen was.

Na zo’n honderdvijftien kilometer fietsen kwam ik tot negentig vogels. Om elf uur ‘s avonds, in het pikkedonker, op de uitkijktoren in de Groenlanden, kreeg ik het vage silhouet van mijn allerlaatse vogel in de kijker. Als ik die dag géén ooievaar had waargenomen, dan was ik gesprongen! (Van de onderste etage.) (In het gras.)


Voor 2020 hoef ik nu qua algemene soorten volgens mij alleen nog maar de zwarte mees (lastig), de nachtzwaluw (makkie) en de bosuil (best te doen als de takkelingen gaan bedelen.) Alles daarnaast is mooi meegenomen. Kom maar op, rode wouw, zomertortel en, laat ik eens gek doen, zeearend! 

donderdag 14 mei 2020

Vogelen met collega L. [3]



Toevalligerwijs precies in de week dat de Eppo met de herdruk van Gleevers dagboek verscheen, over ons vogelavontuur, hadden collega L. en ik een nieuwe jaarlijkse vogelafspraak gepland. Op gepaste afstand, want jeweetwel. (Ik heb een heel slechte adem.) In nummer 10 - 2020 staat dat verhaaltje, als je het graag ouderwets op papier in een stripblad wilt lezen. Maar het staat natuurlijk ook al tijden op mijn blog. Net als mijn verslag van die ochtend in 2016.




Aan de ene kant hadden we geen mooiere dag kunnen kiezen. ‘Ons’ natuurgebiedje barstte bijkans uit elkaar van de vogels. En het was prachtig weer, tótdat er een flinke regenbui losbarstte. 




Voor die tijd konden we echter genieten van een tweetal kemphanen. Deze jongeman lijkt me al een behoorlijk eind in prachtkleed. Naast hem een tureluur.




En hier passeert een kemphaan een getrouwde scholekster.



Ik kon L. zelfs zijn eerste baardmannetjes voorschotelen. Auditief én visueel. De foto’s in dit bericht heb ik overigens veelal voor en na onze wandeling gemaakt. Waarbij dit plaatje een puur lucky shot was. Van een vogelgraaf met veel geduld. De vogeltjes zaten diep in het riet verborgen. Om af toe tsjilpend op te stijgen voor een kort vluchtje. En dan lag er ook nog een flinke plas water tussen rietveld en mij.




Traditiegetrouw werden de vogelsoorten geteld. We kwamen tot 61 vogels in zo’n drie uur tijd. Zonder de regenbui hadden het er nog wat meer kunnen zijn. Met de kleine plevier (gele oogring)...




... en de wat zeldzamere bontbekplevier (oranje snavel) hebben we een beetje gesjoemeld. Bijna zeker kort gezien. Maar door de regenbui niet met 100% zekerheid kunnen identificeren.




Dit gehavende kneutje poseerde prachtig voor ons. Zijn karmijnrode borstje mochten we echter niet zien.




Dit mannetje roodborsttapuit hield zíjn mooie oranje borstje dan weer half verborgen in de schaduw. Het leven van een vogelgraaf gaat niet over rozen!




Het gewoonste maar mijns inziens ook mooiste sterntje in Nederland. Met de lelijke naam 'visdief'. Alsof je een Ferrari een 'rammelkar' noemt. Ik vind dat we de visdief moeten omnoemen naar Rudolf Nureyev-stern. Óf Vaslav Nijinsky-stern. Wie is beter? Zoveel verstand heb ik nu ook weer niet van ballet. Lees: ik heb er helemaal geen verstand van. Maar ik heb wel Google op mijn computer geïnstalleerd.




Ik vertelde L. dat toen de kluten hier een paar jaar geleden kwamen broeden, ze heel vijandig naar mensen waren. 




Inmiddels zijn ze zo gewend aan de stroom van te hard voorbijrijdende auto’s, joelende fietsscholieren, al dan niet bewusteloos op de grond liggende rollerskaters (ambulance stond erbij) coronazweet spuiende hardlopers, vogelaars in vogelkijkhutten op vier wielen en wandelaars. En broeden ze gewoon open en bloot op een tien, twintig, dertigtal meter afstand van de straat.




L. miste, zoals gezegd, ook wat vogels die ik zelf voor en/of na onze wandeling tegenkwam. Zoals mijn eerste 2020-bosruiter.




Én, hoogtepunt van de dag, op het weerzien van mijn oude vriend na, een razendsnel voorbijvliegende roerdomp. Een verborgen vogel, die ik hoopte te horen. Maar dit was beter! Door deze waarneming weet ik nu ook vrij zeker dat ik hem ‘s nachts, in silhouet, bij de Oude Waal heb zien vliegen. Kortere, sneller flappende vleugels dan die van de blauwe reiger en de grote zilverreiger.




Op de terugweg. Rudolf Nureyev-stern op een paaltje.





En een gezinnetje wilde eend dat door twee mannetjes werd lastiggevallen.

‘s Nachts niet van vogels gedroomd. Maar van smalle gangen en knel-trapportalen. Waarin ik rakelings mensen moest passeren. En ook nog even bij mijn arm gegrepen werd door een donkere man, omdat er nóg meer mensen onze trap op kwamen lopen. Is corona toch nog in mijn nachthoofd doorgedrongen.

Dit was een snel tussendoorblogje. In de planning: nieuwe mei 2020-vogels en de 2020-uitgeklede-versie-Big-Day.

maandag 4 mei 2020

April 2020-vogels



Hij ziet er een beetje smoezelig, ongewassen uit. Maar wat een geluk dat ik hem bijkans op ooghoogte, minutenlang vanaf een meter of drie, vier afstand kon bekijken. Gewoon vanaf het wandelpad. 



Als ik zijn muis-zachte getik niet had opgemerkt was ik die middag qua vogelwaarnemingen zeer onbevredigd naar huis gegaan. Deze kleine-bonte-specht-waarneming (de vogel is ongeveer zo groot als een huismus) was dus een schot in de roos.





En liet zich ook nog eens fijn vogelgraferen.



En filmen. Al had ik daar meer dan tien seconden tijd voor kunnen nemen.




Opvallend veel oranjetipjes dit jaar. Een heel beweeglijk, bijna niet te fotograferen vlindertje. En áls-ie dan toch even stilzit dan laat hij zijn oranje-witte voorvleugels niet zien. Nou ja, achtervleugels ook fraai.





Een grasmus van achteren. Volgende keer graag even netjes en beleefd omdraaien.





Dirli, dirli, dirli, lu-lu-lu-li-li-lie-lie liel, dadiedl!
Als je dit hoort weet je gelijk waar de twee lullen (pardon) in de Latijnse naam van de boomleeuwerik vandaan komen. Lullula arborea. Ezelsbruggetje...





We zijn alweer voorbij half april en halen onze frisse neus, maken ons achtenhalfuurommetje in de Ooijpolder. Ik hoor gelijk al mijn eerste 2020-braamsluiper. Terwijl een eindje verderop een sprinkhaanzanger (foto) zijn sprinkhaanimitatie opvoert.





Regelmatig lees ik dat het een lastig te zien vogeltje is. Maar ik heb hem al meerdere keren goed in beeld gehad. Nu ook weer.




De ultieme blauwborstfoto, waar elke vogelgraaf in deze periode op jaagt, is die waarop hij zijn blauwe borst (eigenlijk meer keel) én zijn oranje waaierstaart laat zien. Terwijl hij het hoogste lied zingt. Dat is mij deze keer ook weer niet gelukt. Maar als je héél goed kijkt zie je wel wat leuke, miniscule regenpareltjes op kop, rug, staart en vleugel.





Een tijdje terug was ik blij dat ik eindelijk mijn 2020-slobeend te pakken had. Precies één vogel in de Oude Waal. In diezelfde plas telde ik er nu ruwweg honderdzesenzeventig! Verspreid over het water langs de oever. Niet in één plaatje te vatten.





Of het dezelfde ooijpolderkoekoek als vorig jaar is weet ik niet. Hij liet zich beter horen dan bekijken.









In de zoeker van mijn camera zag ik slechts het silhouet van iets ooievaarachtigs. Doordat ik alweer werd afgeleid door een andere vogel, vergat ik het beeldschermpje ter plekke te bestuderen. Des te groter was de verrassing toen er thuis een zwarte ooievaar op mijn computerscherm verscheen. Mijn eerste zelf ontdekte!




Dat doe ik altijd. Als ik heel ver weg iets ondefinieerbaars zie vliegen. Gelijk mijn camera erop richten en schieten. Zo ook bij deze bruine kiekendief. Slechts enkele seconden in beeld. Die had ik met mijn verrekijker alleen in die korte tijd nooit met zekerheid weten te determineren. Hartstikke leuk, zo vlak na mijn zwarte ooievaar.





Terwijl ik ietsje eerder, met mijn eerste gier- en oeverzwaluw van het jaar, qua vogeloogst-van-de-dag eigenlijk al tevreden was. (De gierzwaluw was mijn camera te snel af.)





Even hoopte ik op een zwaar toegetakelde grote vos. Maar het feest was qua bijzondere waarnemingen onderhand wel voorbij. Het is een dagpauwoog.





Beginnende vlinderaars willen dit beestje nog wel eens aanzien voor het zeer zeldzame resedawitje. Het is een vrouw oranjetipje. Heel gewoon. Zonder oranje.





Heel langzaam remmen, onbeweeglijk blijven staan alsof je puur toevallig even stopt, rústig omdraaien met de camera voor je gezicht, scherpstellen, en schieten. En dan in je zoeker pas zien dat het silhouet op het boerderijdak dat je passeerde een vrouwtje sperwer is. Die dan toch weer, na twee keer met je ogen geknipperd te hebben, plotsklaps spoorloos verdwenen is.





In de Ooijpolder zie je niet zo vaak grutto's. Als je er dan toch eentje tegenkomt dan schiet je toch maar een plaatje. Al zit-ie honderdmiljoen kilometer verderop. Tussen meerkoet, grauwe gans en...eh... zeemeeuw.

24 april. Als je langs de Oude Waal fietst en denkt ‘hoor ik nu Nico de Haan verwoed in een fles staan blazen?’; de roerdomp is teruggekeerd in de Gelderse poort! 

Tussen baltsende blauwborst, rietgors, dodaars, waterral en gakkende grauwe gans liet hij zich herhaaldelijk horen. Om hem op mijn geluidsopname te kunnen beluisteren moet je de volumeknop wel even een draai om de oren geven. Hopelijk gaan de roerdompen paren en broeden. Voordat de hele plas weer opgedroogd is. Het kraakt weer volop in de kurkdroge natuur.




Achter ons vlogen zeventien dwergmeeuwen boven het Grote grindgat. Met een jonge, blonde vogelaar besprak ik de andere voorjaarstrekvogels die je, met een behoorlijke portie geluk, op deze plek kunt treffen. Tapuit, beflijster, noordse kwikstaart... Ik had het nog niet gezegd of er landde vlakbij een groepje gele kwikstaarten. Waarvan één met een half zwart kopje. Noordse kwik! Helaas verdwenen ze in de schemering voordat ik hem voor de lens kreeg.



Nieuwe 2020-vogels bij de beide grindgaten: zwarte stern en (foto) oeverloper.




Esthetisch gezien de mooiste waarneming van die dag: badend puttertje. Met een witte kwikstaart achter hem.




Ter plekke had ik niet in de gaten dat er een oeverzwaluw tussen het achttal boerenzwaluwen op het prikkeldraad zat. Jammer, want daardoor is-ie nogal rottig afgesneden. Het boertje naast hem lijkt hem niet te mogen. En de boertjes eronder lijken mij niet te mogen. Desalniettemin: wat zijn het toch beeldschone vogels.




In het vorige bericht meldde ik mijn ontdekking van een natuurlijk ooievaarsnest in Erlecom. Een week later werd er een in de Ooijpolder gemeld. Dat ziet er toch een stuk mooier uit dan zo’n kale mensenpaal!




Voor beginnende vogelaars kan het verwarrend zijn, zo'n zilverreiger met een zwarte snavel. 'Kleine zilverreiger!' roepen ze dan verheugd. Totdat ze er achterkomen dat die een stuk kleiner en beweeglijker zijn dan een grote zilverreiger met zwarte broedperiodesnavel.





Ik had al eerder plaatjes geschoten van de eerste natuurlijke ooievaarsnestplaats in de Ooijpolder. Zie eerdere foto. Deze dag gebeurde er echter iets bijzonders. Bij het weglopen zag ik nog net veertien (!) ooievaars laag langs het nest vliegen. Ik was te laat om ze allemaal op de foto te krijgen.





Maar een tijdje later zag ik ze heel even landen in een weiland verderop. Om vervolgens weer het luchtruim te kiezen. Volgens mij gaat het hartstikke goed met de ooievaar. Het zou me niet verbazen als ik over vijf jaar een dagelijkse blik kan werpen in een op een lantaarnpaal gebouwd keukenraamooievaarsnest!




Weer wat anders dan een knuffelend paartje keukenraamturksetortel.




Mannetje huismus bij het H-D gemaal. Stomverbaasd dat alle bomen in zijn leefgebied meedogenloos waren gesnoeid.



Een vaste toptienplek in de VWG-jaarlijst zit er in deze coronatijden niet in. Dus ik probeer maar gewoon alle algemene vogels bij elkaar te schrapen. Dan kun je altijd nog tegen een hier zeldzame soort als de snor aanlopen. Eind april verbleven er zo'n drie stuks bij de Kraaijenbergse plassen. Het leukste vond ik nog dat ik de zang wist te onderscheiden van die van de sprinkhaanzanger. Die lijkt immers als twee druppels water op de zang van de snor.

Niet ver van de snorren vandaan herkende ik de zang van mijn eerste 2020-tuinfluiter. Die weer sterk lijkt op de zang van de zwartkop.






Een collegavogelaar schreef dat haar hart een sprongetje had gemaakt bij het horen van de eerste wielewaal van het jaar. Dat vond ik wat overdreven. Toen ik de mijne hoorde dacht ik alleen maar ‘Ha, leuk!’ 
Maar toen ik hem kort daarna, in al zijn geelzwarte schoonheid, langs de frisgroene lentebladeren van een bosrand zag vliegen, een paar seconden prachtig in verrekijkerbeeld, stond ik bijkans te schreien van ontroering. Ouwe aansteller die ik ben!






Daarna heb ik hem nog een paar keer op grote afstand als een raket voorbij zien schieten. En hij ging zelfs heel even hoog in een boom boven mij zitten zingen. Om vervolgens achter zijn vermoedelijke partner aan te vliegen. Ik heb nog wat plaatjes proberen te schieten. Maar dat is met die schuwe, razendsnelle vogel bijna niet te doen. Ik plaats ze hier toch maar. Als bewijs. Bedenk wel dat hij in levende lijve honderd keer mooier is!




De geelgors liet zich een stuk beter bekijken. Hij zat heerlijk zijn beethovendeuntje onophoudelijk te herhalen. Boven in een struik.



O wacht, het hart van de eerder genoemde collegavogelaar maakte een sprongetje bij de zang van de geelgors, lees ik nu. Dát is helemaal niet overdreven! Luister maar eens naar dit ter plekke geschoten filmpje van dit warmgele vogeltje met de vriendelijke oogjes.


Welke nieuwe, min of meer algemene vogels kan ik in mei verwachten? Bonte vliegenvanger, boompieper, boomvalk, bosrietzanger, grauwe vliegenvanger en spotvogel. En hopelijk nog wat krenten in de 'pap'. En dan als laatste de nachtzwaluw.





Nog even een mededeling voor de stripliefhebbers onder mijn lezers. Om de stripwinkels in deze barre tijden te steunen verschijnt er een corana-stripboek. Ik citeer:

Op 11 mei gaan eindelijk de stripwinkels weer open!
Om de klanten opnieuw welkom te heten is er een mooi initiatief ontstaan vanuit de stripwereld: Striphelden versus corona. 65 Vlaamse en Nederlandse stripmakers hebben belangeloos bijdragen geleverd die zijn gebundeld in een boek van 80 pagina’s.
De bedoeling is dat de winkelier dit boek aan de klant cadeau doet. Elke klant die 15 euro besteedt in zijn/haar stripwinkel krijgt dit boek cadeau.






Van mij staat deze cartoon met mijn alter ego in het boek. Vrij onnozel inderdaad. Maar kijk eens hoe leuk-ie getekend is!

Edit: In Nederland zijn de stripwinkels niet verplicht gesloten. Check de website van je plaatselijke stripdealer voor meer informatie.