woensdag 24 oktober 2018

Steppevorkstaartplevier



Eigenlijk wilde ik het trektellen maar laten voor wat het was. Veel te moeilijk voor mijn luie geest. Maar ja, wel lekker om een paar uur in de lucht te verrekijken op een mooi open zweefvliegtuigterrein. Vooral als het lekker weer is. Wat maakt het dan uit dat je die overvliegende, al dan niet roepende zwarte stipjes niet herkent. Bovendien maak je kans op zeldzame doortrekkers. Zoals de blauwe kiekendief op bovenstaande foto, die op de Euro Birdwatch 2018-dag kwam overvliegen. Of op een stuntend, salto makend zweefvliegtuig. (Benieuwd of de piloot berispt is.)



Of je ziet een smelleken zo belachelijk snel en dichtbij voorbij jakkeren dat je er ternauwernood slechts één niet héél onscherpe foto van weet te schieten. M'n tweede smelleken dit jaar. En een weekje later ontdekte ik een derde vogel. Heel ver weg, maar mijn medevogelaar, roofvogelspecialist J., durfde er wel een zeker smelleken van te maken. 




Ik keek er even raar tegenaan zonder verrekijker. En dacht even aan een steppevorkstaartbuizerd. Maar het is een gewone buizerd met gehavende staart.




De jonge grauwe klauwier hield het zo'n twee weken vol in de Bemmelse polder.




Nog een klauwier. We schrijven 12 oktober 2018. Eén dag eerder is de ooijpolderklapekster weer op zijn oude plek gesignaleerd. Het voelde alsof hij nooit weg was geweest. (Best wel saai dus eigenlijk.)




Achtentwintig graden op zaterdag dertien oktober. We zetten ons verstand op nul en genieten er maar gewoon van. Tijdens het trektellen. Overvliegende rovers deze keer: sperwer, buizerd, slechtvalk en deze bruine kiekendief. En verder het gebruikelijke zangspul en 5759 houtduiven. (Nee, écht!)



Horen overvliegen had ik 'm al. Maar héél ver weg boven in een boom zien zitten had ik hem dit najaar nog niet. Goffert-keepje.






Dit zie je regelmatig in de natuur. Zwarte kraaien die een buizerd verjagen en hem minutenlang blijven achtervolgen. In dit geval hoopte ik op een bijzonderdere roofvogel. Maar het kan niet altijd feest zijn. Zulke mooie kraaisilhouetten laat ik natuurlijk niet ongepubliceerd.






Trektellen, zaterdag 20 oktober. Terwijl ik in de heide sta te genieten van goudhaan, boomkruiper en kuifmees, hoor ik in de verte M. roepen. En zie ik boven mijn hoofd een blauwe kiekendief overvliegen. M’n tweede deze maand. Wat later gevolgd door m’n viérde oktobersmelleken! Oké... als zwart stipje hoog in de lucht. Maar elke waarneming telt.




Vijf minuten later ving ik bot bij het zoeken naar velduil, bokje en/of houtsnip. Zou het een reetje geweest zijn? Ik ga snel eens bellen met Peter R.

De hier zeldzame roodhalsfuut heb ik ooit met m’n oude fotocamera gefotografeerd, zonder dat ik zeker wist of het wel de juiste fuut was. Zó ver weg zat-ie, en zo beroerd was het licht. En zó slecht was mijn camera. Na het trektellen fietste ik door naar Kraaijenbergse plas 4 omdat er daar eerder die week weer een gemeld was. Het was lastig zoeken. Niet alleen de tientallen meerkoeten waren zwart, ook alle andere watervogels hadden die kleur. Qua zon had ik een heel slecht moment van de dag getroffen. Keihard tegenlicht. 




Toch wist ik na een tijdje het silhouet van de roodhals te onderscheiden. (Vlak nadat er in mijn verrekijkerbeeld pardoes een blote mannenkont verscheen. Waarvan de eigenaar vanuit het water net een boottrapje beklom. Ongeplande bijvangst, kan gebeuren.) 







Omdat de fuut redelijk dichtbij zwom kon ik in ieder geval wat bewijsplaatjes van hem schieten.







Een paar uur later keerde ik weer terug op dezelfde plek. In de hoop op beter licht. Beter licht had ik. Maar de roodhalsfuut zwom nu een stuk verder weg van de oever. En zo heb je altijd wel wat als amateurvogelgraaf.




In de KP-vogelkijkhut was het licht stúkken beter. Zeg maar gerust perfect. (Voor zover ik dat kan beoordelen.) Dan wordt het ook de moeite waard om een doodgewone, maar niet minder fraaie tafeleend te schieten. Mannetje.




Of een prachtig getekende brandgans.




Of dit koppeltje toendrarietgans.




Hónderden, misschien wel duizenden ganzen vertoefden er op Plas 5.




Éven hoopte ik dat deze witte jongen een sneeuwgans was. Natuurlijk was het gewoon een ordinaire soepgans. Of, wat vriendelijker: parkgans.




Over prachtig licht gesproken; deze gehakkelde aurelia kon ik niet ongevlindergrafeerd laten. Ook al heb ik hem eerder al verschillende keren vastgelegd.




De zaterdag werd afgesloten met een roepende cetti’s zanger. De derde roodbeletterde vogel van die dag! Deze laatste zelfs vet rood beletterd. Helaas is de dichtbijzijndste vogel die ik, met fors tegenlicht, voor de camera kreeg een doodgewone rietgors en geen cetti's.

Opstaan om half zeven, thuiskomen om iets over zevenen ‘s avonds; de volgende dag moesten we het maar eens rustig aan gaan doen. 

Maar toen kwam de volgende dag dat appje van J. die een steppevorkstaartplezier in de Liendense waard had ontdekt! Zo zeldzaam dat ik er niet eens eerder van gehoord had. Het lichaam was echter te moe. En het Mars Gremmen-achterwerk leed aan zadelpijn. Ik ging hem laten schieten. Sowieso grote kans dat hij zich slechts als bruin vlekje, ver weg in het akkerland zou laten zien. Of dat hij er net vandoor is op het moment dat ik uitgeput kom aanfietsen.

De gedachte dat ik nooit zou weten of ik de plevier wel of niet gezien zou hebben, begon echter op me in te hakken. Bovendien was het prachtig weer. Dus! Oude vogelaarsvodden aantrekken, tassen inpakken, broodjes mee, kijker om de nek, pet op den kop. Hup, richting Batenburg! 

Ik was nog niet halverwege de straat of ik keerde alweer terug. Te weinig fut en teveel kontpijn.

"We maken er toch maar een rustig dagje van."

Maar toen kwam die app binnen met die foto van een hele rij vrolijk lachende collegavogelaars op de Batenburgse dijk. In het zonnetje. 

Anderhalf uur later stond ik er zelf ook tussen. 

Bij aankomst maak ik mijn eerste slechte grap tegen de aanwezigen. “Ik dacht, als de plevier er niet meer zit dan kan ik in ieder geval zeggen dat ik onderweg een fazant heb gezien!” 

“Kijk, daar vliegt een houtduif!” roepen vond ik als enige ook heel geestig. 

Bij mijn derde lollige opmerking, starend door een aan mij beschikbaar gestelde telescoop, had ik geluk dat ik niet ter plekke werd weggeknuppeld. “Is het geen tapuit...?”




De steppevorkstaartplevier zat ver weg vrijwel onzichtbaar te zijn in een akkerland. Gelukkig had ik hem tien minuten eerder kort zien vliegen tussen de kieviten. Dus ik kon hem in ieder geval bijschrijven op mijn heilige levenslijst.






De uurtjes daarna heb ik hem verschillende keren in de lucht zien foerageren. Happend naar insecten. En ik moet zeggen; dat was een heel mooi gezicht. Zelfs als het geen zeldzaamheid was geweest (de laatste werd twintig jaar geleden in ons werkgebied gezien) dan was het nog een vogel om volop van te genieten. De fietstocht meer dan waard. Een heerlijke krent in de vogelaarspap.

4 opmerkingen:

  1. "heb ik ooit met m’n oude fotocamera gefotografeerd". Je gaat me toch niet zeggen dat deze niet fotograferende vogelaar een nieuwe gadget heeft aangeschaft om ons lezers te voorzien van nieuw lesmateriaal?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ik vrees dat ik je niet begrijp, Ronald... (Mars.)

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Je schrijft dat je de roodhalsfuut als eens eerder met je oude cammera had gefotografeert. Vraag is dus eigenlijk of je de oude camera heb ingeruild voor een nieuwer exemplaar.
      Ronald

      Verwijderen