maandag 25 maart 2019

Lentevogels, Stevensloopongeval en een blote bosjesman

Ben ik nou echt zo dol op vogels, of vind ik ze gewoon een ideaal onderwerp om lollige stukjes over te schrijven? Soms vraag ik het me af. Maar vertel het s.v.p. niet verder.





Het vorige bericht eindigde ik met het moeten kiezen tussen een rotganstwitch of een roodhalsganstwitch. Het werd een rotrotgansdip. Gelukkig kon ik de Bemmelse roodhals een dag later alsnog in zijn kraag grijpen.




Daarna toch weer snel naar de Ooijpolder teruggefietst voor de rotgans. Maar die liet zich wederom niet zien tussen de duizenden kolganzen. Wat desalniettemin óók een heel leuk gansje is. Met z'n expressieve buikstrepen.




Als je je met je verrekijker door die duizenden kolganzen zit heen te worstelen, dan ben je blij met elke gans die er ook maar een beetje anders uitziet. Zoals deze (vermoedelijk) hybride kolgans x brandgans.





Niet boos weglopen nu! Het is weer even tijd voor meeuwen. Die ellendige vogels verdienen het ook om gedetermineerd te worden. Bovendien kun je in deze tijd (maart) mooi de ontwikkeling van winterkleed naar zomerkleed zien bij de kokmeeuw.




Grijze rug, roze pootjes: zilvermeeuw.






Donkergrijze tot zwarte rug, eigele pootjes: kleine mantelmeeuw.

Zie je, bij volwassen vogels is het best te doen.




Nee, dan deze rakker... Die moeten we met onze luie donder echt aan een expert overlaten. En die zegt: grote mantelmeeuwtweede kalenderjaar. Dat had ik gezien zijn roze pootjes en zijn grootte in vergelijking met de kleine mantelmeeuw naast hem eigenlijk zelf ook wel moeten zien.




Een paar dagen eerder stond hij een stuk verder weg. Nu had ik hem bij prima licht, behoorlijk dichtbij. Met het blote oog te onderscheiden van de honderden andere ganzen. (Veelal kol- en ook wat brandganzen.)








En dan wordt het lastig om het aardigste plaatje uit te kiezen. Dan maar allemaal. Met excuses voor de eventuele roodhalsgansoverkill. 




Het groepje van tien veldleeuweriken in de Ooijpolder had ik eerder deze maand al gezien en gehoord. Heerlijk lentegeluid komt er uit die keeltjes!




17 maart 2019 kan de annalen in als de dag dat ik mijn eerste 2019-tureluurs zag. Drie stuks. Eén op de foto. Met op de achtergrond het geluid van een van pijn schreeuwende Stevenslooprenner die onder een omgevallen motor terechtgekomen was. Eerlijk gezegd ook niet handig om op zo'n smal pad, met gaten en hobbels, tussen de hardlopers te gaan rijden. Van dit soort zaken maak ik geen foto's. Maar er zat een fotograaf achterop de motor, dus misschien heeft die nog wat plaatjes van de ongevalnazit geschoten.





Er is een live-uitzending van de loop geweest, zie ik. Rechts zie je mij met vogelaarcollega's P., M. en H. staan. Wachtend op (wederom) de Bemmelse roodhalsgans. Gelukkig een heel onscherp screenshot. Want op H. na zijn wij niet bepaald moeders mooiste. (Ik wil hier minstens twee hardelachreacties op hebben.) Deze meneer liep helemaal vooraan, dus ik denk dat hij de winnaar is. Roodhalsgans niet meer gezien.




Loeiharde stormwinden, halverwege maart. Niet alle reigernesten hebben het overleefd. Het nest dat ik dit voorjaar wil volgen zit er nog. Deze zaterdagavond onbemand. Ik gok maar dat dat toeval is.




Zo'n paartje torenvalk is ook leuk om te volgen. Bedacht ik toen ze een mij onbekend geluid lieten horen. Ze zaten ver weg maar in de tweesecondenzelfontspannerstand tegen de trillingen, met mooi licht, leverde het misschien toch nog wel een rédelijk plaatje op.




Dat ze juist dán gaan paren (ultrakort), en de camera klikte op het moment dat ze in hun mooiste houding zaten, is weer een voorbeeld van mijn walgelijke vogelgrafengeluk! (18+)




Hier wonen ze. Ik houd jullie in de gaten!




19 maart alweer. Éindelijk vind ik mijn eerste twee 2019-wulpen. In het Waterrijk Oost stootte ik op mijn eerste 2019-zomertaling. Helaas nét niet de eerste van het Arnhemse vogelwerkgroepgebied. Eerder die dag was er elders al een paartje waargenomen. 




Dit was ook de dag van de lepelaarstoring bij de Beleef-de-lentecamera's. Gelukkig kreeg ik toch nog een miniportie lepelaar binnen met deze solovogel, heel ver weg in het Waterrijk.





Het water stond hoog, dus voor de grutto's was het dringen op het eilandje. Maar ik geloof dat grutto's wel liefhebber van dringen zijn.




Ik hoorde een hoog, paniekerig stemmetje gillen. “Nee! Nee! Genade! Krwk... kwaáák... kwáák!” En zag toen nog net de kop van een blauwe reiger boven een sloot uitsteken.




Een tureluur en een grutto.



Weekje later. Ik had 'm geloof ik nog niet op een rotsblok. Dus nog maar een keer schieten. Grote barmsijs.






Hij zat behoorlijk ver weg. Maar kijk z'n borst eens lekker blauw zijn zeg! M'n eerste 2019-blauwborst. En het duurde zéker anderhalve minuut voordat ik pas twee andere fotografen in m'n rug had.




Mannetje en — even goed kijken — vrouwtje roodborsttapuit. De gewone tapuit zal zich straks ook wel weer laten zien. Het leuke van de lente is dat je bij elk vogelfietstochtje wel weer een vogel voor het eerst in 2019 ziet. (Als je maar lang genoeg doorfietst...)




Véél citroenvlinders zag ik deze zonnige dag. Maar ik focuste me liever op de tong van deze dagpauwoog. Ook alweer de eerste van het jaar.




Nog even wat zondagfoto’s erbij en dan moest ik dit blog maar eens gaan plaatsen. Voordat ‘t véél te lang wordt. Ik hoopte op een zwarte roodstaart. En die kon ik gelijk al aan het begin van de dag bij z’n staart grijpen. Dat is altijd prettig. Want dan hoef je de rest van de dag niet meer per se iets bijzonders te zien en kun je geheel ontspannen verder fietsen. 




Schichtige, ongelukkig kijkende huisvaders met ‘zaadvragende’ ogen. Op zoek naar andere schichtige, ongelukkig kijkende huisvaders met ‘zaadvragende’ ogen. Schaamte op hun gezicht. Die kom je ook wel eens tegen tijdens het vogelen. Zondag liep er eentje spiernaakt in de bosjes aan me voorbij. Al kan die laatste ook een verdwaalde nudist geweest zijn. Moet ook wel heerlijk zijn om in je blote niksie door de natuur te wandelen. Gelukkig voor mijn medemensen ben ik zelf ziekelijk preuts. De vrees voor een testikelteek speelt ook mee om daar maar van af te zien. Enfin, ik liep daar in de hoop een betere blik op de roodkeelduiker te kunnen werpen. Dat mislukte. Maar ik werd wel verblijd met een zingende cetti’s zanger.






Na de zwarte roodstaart, de roodkeelduiker en de cetti's zanger hielden de mooie waarnemingen niet op. Bij de Kraaijenbergse plassen zag ik m’n eerste drie 2019-kleine-plevieren.




En zowaar een hier behoorlijk zeldzame bontbekplevier.




En ook nog eens twee Gelderse grote zee-eenden!





Vergeet ik nog bijna het bonte strandlopertje. Een stuk minder zeldzaam. Maar vorig jaar volledig aan mij voorbij gegaan. Da’s in één dag vier nieuwe 2019-vogels! Je kunt er maar blij mee zijn. Ik ben dat.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten