maandag 4 mei 2020

April 2020-vogels



Hij ziet er een beetje smoezelig, ongewassen uit. Maar wat een geluk dat ik hem bijkans op ooghoogte, minutenlang vanaf een meter of drie, vier afstand kon bekijken. Gewoon vanaf het wandelpad. 



Als ik zijn muis-zachte getik niet had opgemerkt was ik die middag qua vogelwaarnemingen zeer onbevredigd naar huis gegaan. Deze kleine-bonte-specht-waarneming (de vogel is ongeveer zo groot als een huismus) was dus een schot in de roos.





En liet zich ook nog eens fijn vogelgraferen.



En filmen. Al had ik daar meer dan tien seconden tijd voor kunnen nemen.




Opvallend veel oranjetipjes dit jaar. Een heel beweeglijk, bijna niet te fotograferen vlindertje. En áls-ie dan toch even stilzit dan laat hij zijn oranje-witte voorvleugels niet zien. Nou ja, achtervleugels ook fraai.





Een grasmus van achteren. Volgende keer graag even netjes en beleefd omdraaien.





Dirli, dirli, dirli, lu-lu-lu-li-li-lie-lie liel, dadiedl!
Als je dit hoort weet je gelijk waar de twee lullen (pardon) in de Latijnse naam van de boomleeuwerik vandaan komen. Lullula arborea. Ezelsbruggetje...





We zijn alweer voorbij half april en halen onze frisse neus, maken ons achtenhalfuurommetje in de Ooijpolder. Ik hoor gelijk al mijn eerste 2020-braamsluiper. Terwijl een eindje verderop een sprinkhaanzanger (foto) zijn sprinkhaanimitatie opvoert.





Regelmatig lees ik dat het een lastig te zien vogeltje is. Maar ik heb hem al meerdere keren goed in beeld gehad. Nu ook weer.




De ultieme blauwborstfoto, waar elke vogelgraaf in deze periode op jaagt, is die waarop hij zijn blauwe borst (eigenlijk meer keel) én zijn oranje waaierstaart laat zien. Terwijl hij het hoogste lied zingt. Dat is mij deze keer ook weer niet gelukt. Maar als je héél goed kijkt zie je wel wat leuke, miniscule regenpareltjes op kop, rug, staart en vleugel.





Een tijdje terug was ik blij dat ik eindelijk mijn 2020-slobeend te pakken had. Precies één vogel in de Oude Waal. In diezelfde plas telde ik er nu ruwweg honderdzesenzeventig! Verspreid over het water langs de oever. Niet in één plaatje te vatten.





Of het dezelfde ooijpolderkoekoek als vorig jaar is weet ik niet. Hij liet zich beter horen dan bekijken.









In de zoeker van mijn camera zag ik slechts het silhouet van iets ooievaarachtigs. Doordat ik alweer werd afgeleid door een andere vogel, vergat ik het beeldschermpje ter plekke te bestuderen. Des te groter was de verrassing toen er thuis een zwarte ooievaar op mijn computerscherm verscheen. Mijn eerste zelf ontdekte!




Dat doe ik altijd. Als ik heel ver weg iets ondefinieerbaars zie vliegen. Gelijk mijn camera erop richten en schieten. Zo ook bij deze bruine kiekendief. Slechts enkele seconden in beeld. Die had ik met mijn verrekijker alleen in die korte tijd nooit met zekerheid weten te determineren. Hartstikke leuk, zo vlak na mijn zwarte ooievaar.





Terwijl ik ietsje eerder, met mijn eerste gier- en oeverzwaluw van het jaar, qua vogeloogst-van-de-dag eigenlijk al tevreden was. (De gierzwaluw was mijn camera te snel af.)





Even hoopte ik op een zwaar toegetakelde grote vos. Maar het feest was qua bijzondere waarnemingen onderhand wel voorbij. Het is een dagpauwoog.





Beginnende vlinderaars willen dit beestje nog wel eens aanzien voor het zeer zeldzame resedawitje. Het is een vrouw oranjetipje. Heel gewoon. Zonder oranje.





Heel langzaam remmen, onbeweeglijk blijven staan alsof je puur toevallig even stopt, rústig omdraaien met de camera voor je gezicht, scherpstellen, en schieten. En dan in je zoeker pas zien dat het silhouet op het boerderijdak dat je passeerde een vrouwtje sperwer is. Die dan toch weer, na twee keer met je ogen geknipperd te hebben, plotsklaps spoorloos verdwenen is.





In de Ooijpolder zie je niet zo vaak grutto's. Als je er dan toch eentje tegenkomt dan schiet je toch maar een plaatje. Al zit-ie honderdmiljoen kilometer verderop. Tussen meerkoet, grauwe gans en...eh... zeemeeuw.

24 april. Als je langs de Oude Waal fietst en denkt ‘hoor ik nu Nico de Haan verwoed in een fles staan blazen?’; de roerdomp is teruggekeerd in de Gelderse poort! 

Tussen baltsende blauwborst, rietgors, dodaars, waterral en gakkende grauwe gans liet hij zich herhaaldelijk horen. Om hem op mijn geluidsopname te kunnen beluisteren moet je de volumeknop wel even een draai om de oren geven. Hopelijk gaan de roerdompen paren en broeden. Voordat de hele plas weer opgedroogd is. Het kraakt weer volop in de kurkdroge natuur.




Achter ons vlogen zeventien dwergmeeuwen boven het Grote grindgat. Met een jonge, blonde vogelaar besprak ik de andere voorjaarstrekvogels die je, met een behoorlijke portie geluk, op deze plek kunt treffen. Tapuit, beflijster, noordse kwikstaart... Ik had het nog niet gezegd of er landde vlakbij een groepje gele kwikstaarten. Waarvan één met een half zwart kopje. Noordse kwik! Helaas verdwenen ze in de schemering voordat ik hem voor de lens kreeg.



Nieuwe 2020-vogels bij de beide grindgaten: zwarte stern en (foto) oeverloper.




Esthetisch gezien de mooiste waarneming van die dag: badend puttertje. Met een witte kwikstaart achter hem.




Ter plekke had ik niet in de gaten dat er een oeverzwaluw tussen het achttal boerenzwaluwen op het prikkeldraad zat. Jammer, want daardoor is-ie nogal rottig afgesneden. Het boertje naast hem lijkt hem niet te mogen. En de boertjes eronder lijken mij niet te mogen. Desalniettemin: wat zijn het toch beeldschone vogels.




In het vorige bericht meldde ik mijn ontdekking van een natuurlijk ooievaarsnest in Erlecom. Een week later werd er een in de Ooijpolder gemeld. Dat ziet er toch een stuk mooier uit dan zo’n kale mensenpaal!




Voor beginnende vogelaars kan het verwarrend zijn, zo'n zilverreiger met een zwarte snavel. 'Kleine zilverreiger!' roepen ze dan verheugd. Totdat ze er achterkomen dat die een stuk kleiner en beweeglijker zijn dan een grote zilverreiger met zwarte broedperiodesnavel.





Ik had al eerder plaatjes geschoten van de eerste natuurlijke ooievaarsnestplaats in de Ooijpolder. Zie eerdere foto. Deze dag gebeurde er echter iets bijzonders. Bij het weglopen zag ik nog net veertien (!) ooievaars laag langs het nest vliegen. Ik was te laat om ze allemaal op de foto te krijgen.





Maar een tijdje later zag ik ze heel even landen in een weiland verderop. Om vervolgens weer het luchtruim te kiezen. Volgens mij gaat het hartstikke goed met de ooievaar. Het zou me niet verbazen als ik over vijf jaar een dagelijkse blik kan werpen in een op een lantaarnpaal gebouwd keukenraamooievaarsnest!




Weer wat anders dan een knuffelend paartje keukenraamturksetortel.




Mannetje huismus bij het H-D gemaal. Stomverbaasd dat alle bomen in zijn leefgebied meedogenloos waren gesnoeid.



Een vaste toptienplek in de VWG-jaarlijst zit er in deze coronatijden niet in. Dus ik probeer maar gewoon alle algemene vogels bij elkaar te schrapen. Dan kun je altijd nog tegen een hier zeldzame soort als de snor aanlopen. Eind april verbleven er zo'n drie stuks bij de Kraaijenbergse plassen. Het leukste vond ik nog dat ik de zang wist te onderscheiden van die van de sprinkhaanzanger. Die lijkt immers als twee druppels water op de zang van de snor.

Niet ver van de snorren vandaan herkende ik de zang van mijn eerste 2020-tuinfluiter. Die weer sterk lijkt op de zang van de zwartkop.






Een collegavogelaar schreef dat haar hart een sprongetje had gemaakt bij het horen van de eerste wielewaal van het jaar. Dat vond ik wat overdreven. Toen ik de mijne hoorde dacht ik alleen maar ‘Ha, leuk!’ 
Maar toen ik hem kort daarna, in al zijn geelzwarte schoonheid, langs de frisgroene lentebladeren van een bosrand zag vliegen, een paar seconden prachtig in verrekijkerbeeld, stond ik bijkans te schreien van ontroering. Ouwe aansteller die ik ben!






Daarna heb ik hem nog een paar keer op grote afstand als een raket voorbij zien schieten. En hij ging zelfs heel even hoog in een boom boven mij zitten zingen. Om vervolgens achter zijn vermoedelijke partner aan te vliegen. Ik heb nog wat plaatjes proberen te schieten. Maar dat is met die schuwe, razendsnelle vogel bijna niet te doen. Ik plaats ze hier toch maar. Als bewijs. Bedenk wel dat hij in levende lijve honderd keer mooier is!




De geelgors liet zich een stuk beter bekijken. Hij zat heerlijk zijn beethovendeuntje onophoudelijk te herhalen. Boven in een struik.



O wacht, het hart van de eerder genoemde collegavogelaar maakte een sprongetje bij de zang van de geelgors, lees ik nu. Dát is helemaal niet overdreven! Luister maar eens naar dit ter plekke geschoten filmpje van dit warmgele vogeltje met de vriendelijke oogjes.


Welke nieuwe, min of meer algemene vogels kan ik in mei verwachten? Bonte vliegenvanger, boompieper, boomvalk, bosrietzanger, grauwe vliegenvanger en spotvogel. En hopelijk nog wat krenten in de 'pap'. En dan als laatste de nachtzwaluw.





Nog even een mededeling voor de stripliefhebbers onder mijn lezers. Om de stripwinkels in deze barre tijden te steunen verschijnt er een corana-stripboek. Ik citeer:

Op 11 mei gaan eindelijk de stripwinkels weer open!
Om de klanten opnieuw welkom te heten is er een mooi initiatief ontstaan vanuit de stripwereld: Striphelden versus corona. 65 Vlaamse en Nederlandse stripmakers hebben belangeloos bijdragen geleverd die zijn gebundeld in een boek van 80 pagina’s.
De bedoeling is dat de winkelier dit boek aan de klant cadeau doet. Elke klant die 15 euro besteedt in zijn/haar stripwinkel krijgt dit boek cadeau.






Van mij staat deze cartoon met mijn alter ego in het boek. Vrij onnozel inderdaad. Maar kijk eens hoe leuk-ie getekend is!

Edit: In Nederland zijn de stripwinkels niet verplicht gesloten. Check de website van je plaatselijke stripdealer voor meer informatie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten