Als je dan toch een zeldzaam vogeltje gaat zitten te zijn, dan heb je wel de plicht om een mooi optreden te verzorgen voor de toegestroomde vogelaars. En mooi te poseren voor de vogelgrafen. Geluksmomentjes uitdelen aan mensen die dat in deze coronatijden goed kunnen gebruiken, zeg maar. Anders had je net zo goed thuis kunnen blijven. Deze struikrietzanger werkte wat dat betreft goed mee.
Het vogeltje lijkt als twee druppels water op zijn neefje (ik roep maar wat) de bosrietzanger. En je kunt hem ook probleemloos voor een kleine karekiet aan zien. Duidelijk lid van de familie der kbv’tjes. Aan zijn zang was, voor de meer geoefende vogelaarsoren, echter te horen dat het om een heel andere vogel ging.
Onder het oog van de struikrietzanger zit de vermoedelijk meest gefotografeerde teek van Nederland. Eigenlijk gun je die eer niet aan zo’n naar beestje. Maar denk eens aan hoe trots zijn aanverwanten wel niet moeten zijn op een BT’er* in de familie!
Eigenlijk zat er een kritisch stukje over parkeer-, vogelaars- en fotografenoverlast in mijn pen. Maar ik probeer dit blog een beetje luchtig en ontspannend te houden. Dat is beter voor mijn zenuwen.
*Bekende teek.
Vlakbij de srz liet een blauwborst zich mooi bekijken. Een natuurschrijver voor Trouw meldde dat hij er dit jaar meer dan ooit had gezien. Dat kan ik beamen. Fijn dat het zo goed lijkt te gaan met dit wonderschone zangertje.
Mínstens zo leuk als de struikrietzanger was de vogel die zich halverwege de heenweg aan mij toonde. En mij mij mijn fiets in de berm deed werpen. Waarna ik met ruwe trekbewegingen mijn tegenwerkende fotocamera uit mijn fietstas probeerde te pulken. Een overvliegende 2020-rode-wouw! Een van mijn wensvogels aan het eind van mijn vorige blog. Ze komen steeds meer onze kant op broeden...
De middag eindigde ook leuk. Behalve dat ik een mooie blik op twee broederlijk naast elkaar zwemmende slobeenden kon werpen, werd ik verrast door een harde roep die ik niet direct kon thuisbrengen. Een beetje een dodaarsachtig, hinnekend geluid, dat uit een klein bos kwam. Het kwartje viel toen ik een steeds opgewonder zingend mannetje koekoek hoorde. Het was een roep die je als vogelaar niet vaak hoort. Die van een vrouwtje koekoek! Die wil normaal gesproken natuurlijk zo min mogelijk opvallen. Om heel sneeky een ei in andermans nest te kunnen leggen.
Geheel toevallig had ik een tweetal dagen eerder de roep van het vrouwtje gehoord in een podcast over de koekoek. Die podcast wordt gemaakt voor het natuurtijdschrift Roots. Je kunt hem hier beluisteren. In andere afleveringen worden vogels als bosuil, tjiftjaf en blauwborst behandeld. Luistertip!
Ik beken. Ik heb de grasmus die ik langs de weg vond voornamelijk, tamelijk futloos, proberen na te tekenen omdat échte tekenaars nu eenmaal dode vogeltjes natekenen. (Als kind heb ik die tik van Rien Poortvliet meegekregen.)
Tamelijk futloos, omdat dode dingen zo precies mogelijk natekenen behalve moeilijk, ook best wel saai is. Al moet ik zeggen dat het wel leerzaam is om zo'n vogeltje van dichtbij te bestuderen. Begrijp je z'n anatomie weer wat beter. En dan kun je er weer makkelijker een stripvogeltje van maken. Ik moet ‘m nog eens ontdooien voor een tweede, wat geconcentreerdere tekensessie. (Daarna gaat-ie in de pan.)
Drie enthousiaste wandelaars, samen goed voor een boete van 312 euro als een boswachter ze daar had gezien, vertelden dat ze de Ooijpolder-zwarte-ooievaar hadden zien opvliegen. Waardoor ik bevestigd werd in mijn vermoeden dat ik hem even eerder boven de schoorsteen van de steenfabriek had zien vliegen. (Op het schermpje van mijn camera was dat niet met zekerheid te zien.)
's Avonds werd-ie weer gemeld. Hij zat in prachtig licht op een boomstam met een blauwe reiger vlak voor hem. Wonderschoon plaatje. Was ik m'n camera vergeten!
De volgende avond kreeg ik gelukkig een herkansing. Wel een veel minder mooi plaatje. Hij heeft het aardig volgehouden in de Ooijpolder. Pas na een week pakte hij zijn biezen.
Het ontdekken van een fluiter is altijd een klein feestje. Hij blijft zijn uit duizenden herkenbare riedel gewoon zingen, op slechts een paar meter afstand van je vandaan. Overvliegend van tak naar tak. Nieuwsgierig naar de persoon die hem met open mond, geërecteerde camera, in net te weinig licht voor een scherpe foto staat te bekijken.
Zo saampjes acrobatische toeren verrichtend kun je mooi zien dat een vrouwtje citroenvlinder aanzienlijk lichter van kleur is dan het mannetje. Je zou haar bijna voor een koolwitje aan zien.
Begin juni. Jonge vogels vliegen je om de oren. Bij wijze van spreken. Die moet je als vogelaar ook allemaal onder de knie zien te krijgen. Dit is een witte kwikstaart. Niet zo héél moeilijk.
Dagje Noord-Brabant. Eerst even langs KP5 om te kijken of de roodhalsfuut er nog zit. Hij zat er inderdaad nog redelijk zeldzaam te wezen. Erg opgewonden werd ik eerlijk gezegd niet meer van ‘m. In zomerkleed of niet. Je weet namelijk van tevoren precies wat je te zien krijgt. Een fuut in het water. Ver weg of lekker dichtbij. In gemeen tegenlicht of juist met het zonnetje in m’n rug.
Dan is zo’n doodgewone gekraagde roodstaart, die het helemaal niet leuk vindt dat jij zijn broedplek hebt ontdekt, eigenlijk een veel bevredigendere waarneming.
Toen ik ietsje verder liep zag ik hem zijn verborgen nest in duiken. Z’n vrouwtje was ook in de buurt.
Een klein uurtje eerder kwam ik zijn familielid de zwarte roodstaart tegen. Zo te zien een juveniel.
Op dezelfde plek als de gekraagde roodstaart foerageerde dit vrouwtje zwartkop. Om het beginnende vogelaars moeilijk te maken draagt ze geen zwart maar een bruin petje.
Een jagende geelpootmeeuw wordt verjaagd door een veel kleinere kokmeeuw. Die laatste broedde met een twintigtal soortgenoten en wat visdieven op een eilandje. In een filmpje zag ik een vergelijkbare zilvermeeuw een kokmeeuwkuiken grijpen en ‘m letterlijk in één keer doorslikken. Dus deze kokmeeuw verdedigt niet voor niets zo fel.
Dit geluid kon ik niet direct thuisbrengen. Het is de roep van een kuifeend. Nooit eerder (bewust) gehoord. Meestal houden ze ook gewoon hun snavel.
Een brand in een chemische fabriek? Een plaatselijke, extreme uitbarsting van het coronavirus? De vos schrok in ieder geval niet van het alarm dat uit de iPhone in mijn broekzak schalde. Toen ik bedacht dat het de eerste maandag van de nieuwe maand was, hoefde ik niet eens te controleren dat het precies 12:00 uur was.
Zou hij me echt niet opgemerkt hebben? Ondanks het alarm? Ik kan het me nauwelijks voorstellen. Hij oogde in ieder geval volkomen relaxed. Open en bloot aan de rand van een weiland.
Vlakbij de vos, in het weiland naast hem, liep een ree. Ik hoopte vurig dat ze gevolgd zou worden door een jong. Maar dat zou té veel geluk voor één dag zijn.
Hoofddoel van deze dag: de wielewaal! Normaal ben ik al blij met de zang of, op z’n best, een voorbijflitsend geel vlekje. Deze keer had ik echter een boom met bessen ontdekt waar ik ze tijdens de lunch, op grote afstand, vijfenveertig minuten na elkaar kortstondig in zag vliegen. Een stuk dichterbij, half verscholen in het riet, hoopte ik op een derde flitsbezoek. Dat kwam ook. Op het moment dat ik een uur voor niks had zitten wachten en teleurgesteld mijn fiets van het slot aan het halen was. Wéér geen close-up-foto van deze wonderschone vogel! De wielewalen zaten op zo’n anderhalf uur fietsen, dus ik weet niet of er dit jaar nog een nieuwe vogelgrafeerpoging in zit.
Wel zag ik tijdens het wachten, behalve merel en zwartkop, een bessenplukkende grote bonte specht. Ik wist helemaal niet dat bessen op zijn menu stonden.
Modder verzamelen is in de huidige droogte niet te doen. Deze huiszwaluwen probeerden, in razendhoog tempo, te profiteren van een van de weinige regenbuien deze lente. Een dag eerder. Maar de modder is alweer bijna droog. Ik ben benieuwd of ze dit jaar nog complete kleinesten weten te fabriceren. En of ze met dit droge weer überhaupt jongen weten groot te brengen.
We gaan eruit met een kneu. Bij gebrek aan een 2020-zwarte-mees.
Begin juni. Jonge vogels vliegen je om de oren. Bij wijze van spreken. Die moet je als vogelaar ook allemaal onder de knie zien te krijgen. Dit is een witte kwikstaart. Niet zo héél moeilijk.
Dagje Noord-Brabant. Eerst even langs KP5 om te kijken of de roodhalsfuut er nog zit. Hij zat er inderdaad nog redelijk zeldzaam te wezen. Erg opgewonden werd ik eerlijk gezegd niet meer van ‘m. In zomerkleed of niet. Je weet namelijk van tevoren precies wat je te zien krijgt. Een fuut in het water. Ver weg of lekker dichtbij. In gemeen tegenlicht of juist met het zonnetje in m’n rug.
Dan is zo’n doodgewone gekraagde roodstaart, die het helemaal niet leuk vindt dat jij zijn broedplek hebt ontdekt, eigenlijk een veel bevredigendere waarneming.
Toen ik ietsje verder liep zag ik hem zijn verborgen nest in duiken. Z’n vrouwtje was ook in de buurt.
Een klein uurtje eerder kwam ik zijn familielid de zwarte roodstaart tegen. Zo te zien een juveniel.
Op dezelfde plek als de gekraagde roodstaart foerageerde dit vrouwtje zwartkop. Om het beginnende vogelaars moeilijk te maken draagt ze geen zwart maar een bruin petje.
Een jagende geelpootmeeuw wordt verjaagd door een veel kleinere kokmeeuw. Die laatste broedde met een twintigtal soortgenoten en wat visdieven op een eilandje. In een filmpje zag ik een vergelijkbare zilvermeeuw een kokmeeuwkuiken grijpen en ‘m letterlijk in één keer doorslikken. Dus deze kokmeeuw verdedigt niet voor niets zo fel.
Dit geluid kon ik niet direct thuisbrengen. Het is de roep van een kuifeend. Nooit eerder (bewust) gehoord. Meestal houden ze ook gewoon hun snavel.
Een brand in een chemische fabriek? Een plaatselijke, extreme uitbarsting van het coronavirus? De vos schrok in ieder geval niet van het alarm dat uit de iPhone in mijn broekzak schalde. Toen ik bedacht dat het de eerste maandag van de nieuwe maand was, hoefde ik niet eens te controleren dat het precies 12:00 uur was.
Zou hij me echt niet opgemerkt hebben? Ondanks het alarm? Ik kan het me nauwelijks voorstellen. Hij oogde in ieder geval volkomen relaxed. Open en bloot aan de rand van een weiland.
Vlakbij de vos, in het weiland naast hem, liep een ree. Ik hoopte vurig dat ze gevolgd zou worden door een jong. Maar dat zou té veel geluk voor één dag zijn.
Hoofddoel van deze dag: de wielewaal! Normaal ben ik al blij met de zang of, op z’n best, een voorbijflitsend geel vlekje. Deze keer had ik echter een boom met bessen ontdekt waar ik ze tijdens de lunch, op grote afstand, vijfenveertig minuten na elkaar kortstondig in zag vliegen. Een stuk dichterbij, half verscholen in het riet, hoopte ik op een derde flitsbezoek. Dat kwam ook. Op het moment dat ik een uur voor niks had zitten wachten en teleurgesteld mijn fiets van het slot aan het halen was. Wéér geen close-up-foto van deze wonderschone vogel! De wielewalen zaten op zo’n anderhalf uur fietsen, dus ik weet niet of er dit jaar nog een nieuwe vogelgrafeerpoging in zit.
Wel zag ik tijdens het wachten, behalve merel en zwartkop, een bessenplukkende grote bonte specht. Ik wist helemaal niet dat bessen op zijn menu stonden.
Modder verzamelen is in de huidige droogte niet te doen. Deze huiszwaluwen probeerden, in razendhoog tempo, te profiteren van een van de weinige regenbuien deze lente. Een dag eerder. Maar de modder is alweer bijna droog. Ik ben benieuwd of ze dit jaar nog complete kleinesten weten te fabriceren. En of ze met dit droge weer überhaupt jongen weten groot te brengen.
We gaan eruit met een kneu. Bij gebrek aan een 2020-zwarte-mees.
Hallo Mars, ik heb weer genoten van je blog met prachtige waarnemingen en observaties in beeld en tekst. Bedankt.
BeantwoordenVerwijderenGroeten,
Roos