Gewonde grauwe gans. Sleepte zijn rechtervleugel als een bruidssluier achter zich aan. Als een overvliegende zeearend hem ontdekt dan is-ie het haasje. (Wel graag als ik net met mijn camera in de buurt ben.)
Vorig jaar blogde ik over de lepelaar voor Beleef de lente. Soms zette ik dan het geluid uit, omdat je bijna gék werd van de bedelroep van de jongen. Als ze het nest verlaten hebben dan jengelen ze gewoon door, terwijl pa of ma achtervolgd wordt. Zoals hier in de inmiddels grotendeels drooggevallen Oude Waal. Arme ouders.
En dan worden ook nog de allerlaatste voedselrestjes ruw uit moeders/vaders keelzak geschraapt. Het deed me denken aan een coronatest... Een jonge lepelaar herken je aan z'n roze snavel en de zwarte vleugelpunten.
Ook als je, op dezelfde plek, juveniele kwikstaarten inspecteert op citroen, altijd van tijd tot tijd omhoog kijken naar overvliegende zwarte stipjes. Je kunt zomaar met een bruine kiekendief beloond worden. Lichte plek op de kop; dus juveniel of vrouwtje.
O ja, ik had de citroenkwikstaart van 21 augustus, in de Millingerwaard, ook even gefilmd. Gewoon een bibberbewijsfilmpje. Hij zit een beetje te niksen in een plas.
Da’s wel een heel grote keukenraamhoutduif op het dak aan de overkant van de straat. Dacht ik tijdens het me weer verbazen over allerlei trumptaferelen. Blijkt het een keukenraambuizerd te zijn!
Die verwacht je niet aan zo'n druk kruispunt, 'midden' in de stad. Uitgeputte jonge trekvogel? Hij ging er binnen twee minuten nadat ik hem ontdekte weer vandoor.
Meestal als ik P. tegenkom gaat hij de ene en ik de andere kant op. Deze zaterdagochtend konden we een keertje samen optrekken richting Millingerwaard. Onderweg kwamen we de eerste doortrekkende paapjes tegen. En als je paapjes ziet zijn de tapuiten meestal niet ver weg. Daar zagen we er ook drie van.
Het was maar goed dat ik die tapuiten niet ben gaan vogelgraferen. Ten bate van vervolgend menselijk contact. Daardoor stond ik precies op het juiste moment bij de Millingerwaard P. te vragen of hij dit jaar al een zeearend had gezien. Ik had de vraag nog niet gesteld of we zagen hoe de lucht zich vulde met paniekerige ganzen en eenden. Waarna P. en ik, na onze kijker op de groep gericht te hebben, zo goed als gelijktijdig “Zeearend!” uitriepen. Mijn eerste volwassen vogel! Zie de witte staart. Meestal zijn het jonge vogels die in ons vogelwerkgebied rondzwerven.
Na het navragen aan een medevogelaar of de citroenkwikstaart héél misschien nog ergens uithing (nee), scheidden zich de wegen van P. en mij. Ik had namelijk trek en was vergeten de broodjes uit mijn fietstas te halen. In staat te verdwalen binnen een vierkante meter sloeg ik teruglopend een verkeerd pad in. Dat pakte deze keer echter goed uit. Mijn aandacht werd getrokken door een valkachtig geluid, hoog in de lucht. Een slechtvalk werd verjaagd door een boomvalk! Ik was verbaasd door het grootteverschil tussen beide vogels. De slechtvalk was een stuk groter dan ik had verwacht. In eerste instantie zag ik hem daardoor voor iets buizerdachtigs aan.
Na het verjagen van zijn concurrent bleef de boomvalk nog wat jagen op dezelfde plek. Wat mij armoedige maar wel leuke plaatjes opleverde van een draakvliegknabbelende valk. Altijd bijzonder om ze in de lucht hun lunch tot zich te zien nemen.
Een torenvalkfotoshoot, een tijd later, leverde mij een stuk minder beroerde plaatjes op. Ze heeft overduidelijk een muis gevangen en schrokt het arme beestje zonder pardon op. Terwijl ze het verdachte type met het vreemde apparaat voor zijn hoofd scherp in de gaten houdt.
Terugweg. Een juveniele geelpootmeeuw peuzelde voorzichtig aan een dode vis. Niet helemaal op zijn gemak met een ogenschijnlijk bevroren blauwe reiger vlak voor zijn snavel.
Twee ooievaars kwamen vanuit de lucht de boel verstoren. Om er ter plekke achter te komen dat de vis toch wel over de houdbaarheidsdatum was.
Een derde kalenderjaar geelpootmeeuw kondigde zijn komst luid roepend aan en stortte zich ook op het kadaver.
Een fraai groepje bij elkaar. Ooievaar, lepelaar, grote zilverreiger, geelpootmeeuw en er vlogen ook nog twee ijsvogeltjes voorbij. Die laatste vertoonden, net als de juveniele lepelaar, dan weer geen interesse in de vis. Een eindje verderop waggelde de eerder genoemde gewonde grauwe gans. Nog steeds in leven. Misschien beschoten door de figuur die vanuit een busje misschoot op een groepje nijlganzen. Een tijdje later. Ik schrok me een ongeluk. Of je nou voor of tegen de jacht bent; het lijkt me nogal gevaarlijk om op zaterdagavond in de druk bezochte Ooijpolder op ganzen te schieten.
Een oeverloper droomt ervan ooit kapitein op de grote vaart te worden.
Hoeveel mensen zouden er niet langs de visarend in de Bemmelse polder fietsen zonder ook maar iets in de gaten te hebben? Op zich niet zo heel gek. Zonder verrekijker is hij niet meer dan een zwart plekje in een boomtop. Samen met M. had ik de vogel de boom in zien vliegen. Een jachtschouwspel zat er niet meer in. Daarvoor was het te laat op de avond. Je moet de vissen wel zien om erop te kunnen jagen natuurlijk. Rechts van ons foerageerden vier tapuiten. De najaarstrek is geweldig!
Even eerder fietste ik langs de Lentse Waard waar ik een bijzonder meeuwtje ontdekte. Dat bij nader inzien al eerder gemeld was. Daar had ik helemaal niet aan gedacht. Geldt het dan nog wel als een eigen ontdekking...?
Echt een prachtig getekend vogeltje, zo’n juveniele dwergmeeuw. Zo vliegend tussen de kokmeeuwen zie je mooi waarom hij die naam heeft gekregen.
Op dezelfde plas maar liefst elf oeverlopers, kleine plevieren, een berg juveniele witte kwikstaarten, deze groenpootruiter...
En een gele kwikstaart die meende dat hij midden in mijn beeld rek- en strekoefeningen moest gaan doen. Nou ja, het levert een aardig plaatje op.
Bij het oversteken van de Waalbrug kijk ik standaard altijd even of de slechtvalk er zit. Als-ie dan op het hoogste punt van een boog een vogel zit te plukken, dan moet ik er toch weer een paar veel-te-ver-weg-plaatjes van schieten.
De kleine strandlopers waren al wel gemeld. Een eind verderop stond vogelaarcollega L. naar ze te zoeken. Terwijl ik nog bezig was witte kwikstaarten op citroen te checken. Totdat ik de twee ministrandlopertjes ontdekte. En gelijk wist dat ik iets bijzonders in beeld had.
De kokmeeuw steekt er reusachtig bij af. Qua formaat lijkt hij wel een grote mantelmeeuw!
Buizerd of wespendief? L. en ik twijfelden aan de determinatie van de roofvogel hoog in de lucht. Voorzichtig mompelde ik dat ik wel iets wespendiefachtigs aan zijn staart meende te zien. We vergaten de vogel en stortten ons weer op de strandlopertjes. Thuis, achter de computer, wachtte een wespendiefvreugdemomentje.
De visarend, waarvoor ik oorspronkelijk richting Bemmelse polder was gefietst, liet zich niet zien. Maar het zevental grauwe vliegenvangers waar J. en E., die ik onderweg tegenkwam, me op hadden gewezen, zat er nog wel.
Ze poseerden mooi en lieten zich ook goed horen. Voor mij de eerste keer dat ik hun geluid in het echt kon beluisteren. Nu het nog in mijn oren zien te knopen. Dan gaan de vogelgeluidenquizjes mij ook weer wat beter af.
Een tijgerblauwtje in Nijmegen! Ongeringd! Dus niet vanuit Afrika meegereisd in een doosje sperziebonen. Dat riép natuurlijk om mijn allereerste vlindertwitch.
Het onopvallende, mot-achtige, zeer zeldzame vlindertje was nog niet zo makkelijk te vinden. Ondanks dat ik hem van tijd tot tijd stevig hoorde brullen vanuit het struweel. (Al sluit ik niet uit dat dat geluid van het passerende verkeer op de naastgelegen weg kwam.) Wonderlijk ook hoe snel je hem weer uit het oog verloor als hij gewoon boven het gras vloog. Gelukkig voor het vijftal vlinderaars dat na mij arriveerde, landde hij regelmatig op een zonnige vaste plek in de buurt van een met het houtschors bedekt stukje land.
Zo mooi in beeld was het toch best een leuk vlindertje. Een knappe ontdekking van vlinderaarster R. In een parkje in haar buurt. Kijkend naar de strepen op de ondervleugels heeft hij/zij (de meningen over het geslacht lopen vooralsnog uiteen) een goed gekozen naam.
Een mooi poserende, doodgewone bruine sprinkhaan op dezelfde plek kon ik niet ongefotografeerd laten. Sprinkhanenman P. vertelde mij dat hij alle sprinkhanen en krekels in Nederland, zo'n 48 stuks, op hun geluid weet te determineren. Wat lijkt het me gaaf om dat te kunnen! Voorlopig houd ik het echter bij vogelgeluiden. Da's al moeilijk zat.
Een grote bonte specht die nogal opviel door zijn verfomfraaide verenkleed. Ziek? Rui? Juveniel? Feit is dat-ie een behoorlijk tijdje in de top van de boom bleef zitten.
Nog steeds niet door een zeearend gegrepen. Profivogelaar M. vertelde mij dat zo’n vleugellamme gans best nog wel een tijd kan overleven. In verband met vossen lijkt het me wel verstandig om in de buurt van het water te blijven.
Ja, ik weet dat het stom is. Maar ik vind het altijd jammer als een bijzondere vogel nét over de grens van ons vogelwerkgebied wordt waargenomen. Een juveniele roodpootvalk laat ik me om die reden echter niet ontglippen. Ik ben daar gek. Dan kan-ie nóg zoveel op een boomvalk lijken; niets houdt de Fietsvogelaar tegen om hem te gaan bezichtigen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten