woensdag 18 augustus 2021

Zuidelijke heidelibel, Chinese wolhandkrab


30 juli, 2021. 

“Er zit hier een... hoe heet-ie ook alweer... die libel met zo’n lichtblauw ‘zadel’... zuidelijke keizerlibel!” Een door de warmere temperaturen steeds minder zeldzaam insect in Nederland. Maar ik was toch blij dat ik hem kon aanbieden aan de man die ik even eerder herkend had. En die wat verderop tevergeefs naar een visarend stond te speuren. Als bedankje voor zijn vogelblogs. Die ik al vanaf het begin van mijn ‘vogelcarrière’ volg. Op waarneming had ik toevallig gezien dat hij zijn vakantie in onze contreien vierde.






Kort daarop fietste ik voor hem uit, om hem naar een gezinnetje grauwe klauwier te leiden. Op zo'n moment komt een Nijmeegse fietsvogelaar, die even eerder toevallig je hoofd had gegoogeld, goed van pas.





Wat later kwam ik hem weer tegen en vertelde hij verheugd dat hij een koninginnepage had gezien. Twee jaar geleden struikelde je bijkans over die prachtvlinder. Dit jaar lijken ze van de aardbodem verdwenen te zijn. Op dat moment kwam er een kinderachtige competitiedrang bij mij op. Hij één koninginnepage, dan wil ik er minstens twee! En dan is het slim om naar een verdwaalde vlinderstruik, midden in de woestenij, te struinen. Om daar zowaar twee prachtexemplaren aan te treffen.





Nog een jaloersmakende waarneming. Eerder dit jaar had ik door bovenmatige wespendiefwaarnemingsdrang al achtereenvolgens een havik en een buizerd voor deze pracht van een roofvogel aangezien. 





Dit exemplaar vloog zo mooi en laag langs mij heen dat een vergissing zelfs voor mij onmogelijk was. Zie o.a. de grijze kop, gele iris en de dwarsbanden op zijn staart.



Die heidelibellen lijken allemaal op elkaar! (Ik hoop hier over vijf jaar meewarig om te moeten glimlachen.) Des te leuker dat Obsidentify mij er zomaar op attendeerde dat dit een zeldzame zuidelijke heidelibel is. Nummer 29 op mijn libellenlevenslijst. 





Ik ben niet zo’n om-zeep-helper. Maar misschien had ik de Chinese wolhandkrab, die ik langs het wandelpad tegenkwam, toch een kopje kleiner moeten maken. Of moeten vangen om er soep van te trekken. Het is een invasieve soort die schade toebrengt aan flora en fauna.





Loslopende kunstwerkjes zijn het, die insecten. Waar je geen museumjaarkaart voor hoeft te aanschaffen. Het schild van deze bastaardzandloopkever doet me aan zo'n mooi Afrikaans masker denken.





Het was een mooie vogeldag, die begon met deze juveniele groene specht (en volwassen houtduif) maar een beetje rottig eindigde. Door de diverse insectenbeten die langzaamaan begonnen te werken. En door een énorme stortbui. Die vooraf werd gegaan door een donderslag van heb ik jou daar. Ik hoefde nog maar een kort stukje naar het beschuttende kijkhuis te fietsen, maar werd bijkans van mijn fiets geblazen door plotsklaps opstekende, keiharde windstoten. De diepe gaten in het pad waren onzichtbaar geworden door al het water en zorgden ervoor dat het spatbord van mijn fiets het begaf. Waardoor hij de hele weg terug naar huis als een akelig piepende dynamo langs mijn voorband schuurde. Vlakbij de hut waagde ik nog even het leven van mijn fotocamera en riskeerde ik een heupbreuk en eventuele modderverdrinking. Door te gokken dat ik best wel rakelings langs een metersdiep watergat kon fietsen. Over een krap, glad padgedeelte, gevuld met water dat minstens tien centimeter hoog stond. 
Voor de onderste helft klétsnat, edoch ongeschonden aangekomen bij het kijkhuis, bleek deze ontoegankelijk te zijn... Door het hoogwater dat een week eerder was komen opzetten. Lichtpunt tijdens dit ellendig half uurtje: opvliegende ijsvogel! Een van de weinige die ik dit jaar gezien heb.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten