Met 99.4% zekerheid het karkas van een hondshaai op mijn balkon. Héél bijzonder. Afgaande van het bosje veren dat ik weken eerder bij het boldraadrooster vond, ga ik toch maar uit van een houtduif of Turkse tortel.
Dat betekent dat er zeer vermoedelijk een sperwer heeft zitten lunchen op mijn balkon. Zonder dat ik er ook maar iéts van gemerkt heb. Laat staan een foto heb kunnen nemen. Ik ga even stilletjes een traantje laten om zoveel onrecht.
“Mag ik vragen wat je aan het fotograferen bent?”
“Géén grote weerschijnvlinder”, antwoord ik de fotograaf, terwijl mijn model, een azuurwaterjuffer, de vleugels neemt. “Die wil zich maar niet aan mij laten zien. Met vogels heb ik veel geluk maar wat vlinders betreft ben ik vaak een pechvogel”.
Ik heb het nog niet gezegd of er fladdert een vlinder langs ons heen. Even denk ik dat het de dagpauwoog van even eerder is. Dan landt hij heel kort op een boom en roepen de fotograaf en ik bijna gelijktijdig: “grote vos!”
Voor ons allebei de eerste keer dat we hem zien. En minstens zo zeldzaam als de grote weerschijn. We hadden net tijd genoeg voor een bewijsplaatje. Hij ging er vliegensvlug vandoor.
Het was me echter al eens opgevallen dat vlinders vaak dezelfde route herhalen. Ook deze keer. Na een half uurtje zag ik de grote vos weer fladderen en landde hij op precies dezelfde boom. Helaas nét achter een wilde lijsterbes (?). En precies naast dé 2019-zomerplaag: de eikenprocessierups. Om de vlinder te kunnen fotograferen boog ik met ‘gevaar voor eigen leven’ het prille boompje opzij. Hij glipte echter uit mijn vingers en knuppelde bij het terugzwiepen bijkans mijn vos dood. Die ging er natuurlijk als een speer vandoor. Om zich vervolgens niet meer te laten zien.
Die voor mij o zo lastige grote weerschijnvlinder dan nu. Twee keer zag ik hem metershoog langs de eikenbomen voorbij schieten. De derde keer landde hij gelukkig. En ging hij zo zitten dat ik hem ondanks de grote afstand goed in beeld kreeg.
Ieder jaar zie je jaloersmakende foto’s van grote weerschijnvlinders op de schoenen van fotografen. Het kwartje waarom ze dat doen viel toen de eerder genoemde fotograaf mij vertelde dat deze vlinder op de geur van oude kaas afkomt... Mijn weerschijnvlinder bleef maar bewegingsloos, met ingeklapte vleugels, hoog op z’n tak zitten. Na eerst gekeken te hebben of er niet iemand aankwam, trok ik één schoen uit. Voor de eerste keer in mijn leven in de hoop dat er een onweerstaanbare oude-kaasgeur uit zou opstijgen. Helaas, de vlinder bleef zitten. Wéér geen foto van de prachtige donkerblauwe glans op zijn bovenvleugels. Dan maar blij wezen dat ik deze zeldzame vlinder überhaupt in het gebladerte heb weten te kieken.
Edit: volgens boswachter T. “lurken” grote weerschijnvlinders zweet. Bij een volgend bezoek eerst drie rondjes door het gebied heen trimmen dus. Of, in mijn geval, een half rondje.
Mijn 'pech met vlinders' kan ik ook wel weer intrekken. Op weg naar huis m'n eerste, ook al zeldzame, scheefbloemwitje. Deze keer had Obsidentify het bij het juiste eind.
Hoeveel (dag)vlindersoorten zou ik inmiddels eigenlijk gezien hebben? Achtentwintig stuks, zie ik op mijn waarneming.nl-levenslijst. De persoon met de meeste waarnemingen in het werkgebied komt tot zesenveertig vlinders. Daar zitten nog vrij algemene soorten tussen, dus die moest ik maar eens gaan opsporen. Te beginnen met de dikkopjes.
Het groot dikkopje had ik al een paar keer gezien.
Maar het zwartsprietdikkopje is nieuw op de lijst.
En het steeds zeldzamer wordende geelsprietdikkopje had ik ook nooit eerder gezien. Natuurlijk moeten ze weer zonodig als twee druppels water op elkaar lijken.
Verhip, een kolibrievlinder! Die hoopte ik al jaren eens tegen te komen! Zo snel als hij verschijnt, verdwijnt hij ook weer. Verder dan met een vaag bewijs-screenshot kom ik helaas niet. Hij mag ook niet op de dagvlinderlevenslijst. Het is een overdag actieve nachtvlinder. Toch mijn lijst kunnen afronden naar dertig dagvlinders. Ik ben niet ontevreden.
Mijn libellenlevenslijst is nog aan de korte kant. Veertien stuks. Op nummer een staan twee waarnemers met maar liefst drieënvijftig libellen. Mijn laatste aanvulling is deze eileggende (vermoed ik) grote keizerlibel. Die keer op keer door hongerige kikkers werd belaagd.
Ik keek er ook van op. Merkwaardige plek voor twee nijlganzen.
Al heel lang hoopte ik hem voor de tweede keer te zien. Nu reed ik bijkans over hem heen. Geen slang maar een hagedis zonder pootjes: hazelworm(pje). Midden op een bosfietspad en helaas gewond. Twijfelen tussen met spoed de dierenambulance bellen, euthaneusie bedrijven of de natuur zijn beloop laten gaan. Ik koos voor het laatste en hielp hem de weg over.
Volgens mij is hij niet meer als kerk in gebruik. Dus ik denk niet dat de ooievaar een baby'tje heeft gebracht voor meneer pastoor en zijn huidhoudster.
Op m’n computerscherm zag ik pas dat hij gespietst lijkt te zijn. Vermoedelijk leunt hij alleen maar tegen het ijzeren uitsteeksel aan.
Blijft leuk, jonge futen die meevaren op de rug van pa of ma.
Ze moeten er eerst wel op zien te komen natuurlijk. Af en toe had ik het idee dat de ouders hun jongen bij het klimmen bewust tegenwerkten. Maar dat zal wel misinterpretatie zijn. Ik weet het niet.
Dit paartje had twee jongen. Futen leggen gemiddeld drie tot vier eieren. Dus er zijn wellicht al wat broertjes en zusjes gesneuveld.
Verstekeling op m’n fiets! Atalanta.
Ze zijn soms wel heel mooi hoor, die libellen. Of juffers, in dit geval. Grote roodoogjuffer, om precies te zijn. Aan zulke namen heb je tenminste wat.
Bruine sprinkhanen. Ik vrees dat ik ze gestoord heb tijdens het uitvoeren van hoofdstuk 7 uit de Kamasutra.
In eerste instantie zag ik alleen een groene specht ver weg op het pad zitten. Thuisgekomen bleek het donkere vogeltje naast hem ook een specht te zijn. Grote bonte specht. Samen op één foto! Dat zal toch niet zo heel vaak gebeuren, vermoed ik.
Het wordt nog leuker, want er bleken twéé groene spechten te ziitten. Een volwassen vogel en een juveniel. Als ik me niet vergis. Dit soort waarnemingen met gewone, algemene vogels vormen toch weer een leuke krent in de vogelaarpap. Die krent hoeft heus niet altijd een zeldzaam vogeltje te zijn.
Nog steeds geen 2019-wespendief bij z'n kladden kunnen grijpen. Wellicht een volgende keer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten