Ik kijk er zelf van op. Toch nog maar liefst negen Gelderse lifers dit jaar. En dan tel ik de lifers onder de (nacht)vlinders, libellen en sprinkhanen niet eens mee. En ik maar denken dat de nieuwe vogels onderhand wel op zouden zijn. Deze waren nieuw voor mij (soms heel gewoon, als je ook buiten Nijmegen vogelt en soms heel zeldzaam): kleine rietgans, rotgans, hop, zwarte wouw, steenloper, breedbekstrandloper, morinelplevier, kwak en parelduiker.
O ja, en een grijze wouw! Bijna vergeten omdat hij zich net buiten het werkgebied bevond. Ik heb ze hieronder allemaal een beetje snel en lukraak door elkaar gepost. Want ik begin steeds meer last te krijgen van tijd tekort. In totaal zag ik in 2019 honderdnegentig verschillende vogels. En dan tel ik de exoten (fazant, nijlgans) niet mee.
Edit: Het bokje waar ik toch maar een witgat van maakte, heb ik na een gesprek met een profivogelaar toch weer teruggedraaid naar een bokje. Kan haast niet anders. Daarmee zou mijn totaal dus op honderdeenennegentig komen.
Gelijk al op de eerste dag van het nieuwe jaar een hier zeldzame, zelfontdekte lifer bij de kladden. Zes stuks maar liefst. Wat behoorlijk bijzonder is in ons werkgebied. Vooral nu je ze steeds minder ziet. Kleine rietganzen. (Roze poten!)
Drie geoorde futen én een roodhalsfuut in één beeld. Dat zijn de betere zeldzaamheidswaarnemingen.
Een vrij gewoon vogeltje, de geelgors. Maar het blijft voor mij een favoriet. En zoveel bij elkaar als hier had ik er nog nooit gezien.
Dit vrouwtje middelste zaagbek verbleef begin januari nog eventjes in de Bisonbaai.
Dit jaar heb ik (bijna) alle Turkse tortels die ik tegenkwam op waarneming.nl ingevoerd. Dat leek me leuk en interessant. Uiteindelijk heb ik ze veertig keer gezien. Meestal een of twee exemplaren. Het hoogste aantal was slechts vier stuks bij elkaar. Er zullen ook wel wat dubbele waarnemingen bij zitten.
Hoe vaak ik deze Kraaijenbergse-Plassen-roodkeelduiker wel niet gedipt heb... Dit jaar werkte hij precies één keer mee.
De roodhalsfuut liet zich een stuk makkelijker bekijken.
Ik kon het nauwelijks geloven. Maar tijdens mijn jacht op grote barmsijzen vloog er héél hoog in de lucht een grote groep kraanvogels over.
En de grote barmsijzen zaten er ook. Linksboven een sijsje.
Ook veel appelvinken in 2019.
En héél veel kepen. Die wel raad wisten met onze beukennootjes.
Steeds minder zeldzaam. Maar wel leuk als er je er een aan het vogelgraferen bent, terwijl er een tweede achter hem langs in beeld klimt. Middelste bonte specht.
2019 was goed voor slechts één (vrouwtje) topper.
Jaarlijkse zeldzame verschijning. Meestal ook in mijn kijker; de roodhalsgans.
Twee torenvalken vieren de lente. Mooie toevalstreffer.
Mijn derde lifer; eerdere jaren verschillende keren gedipt. Rotgans.
Rouwkwikstaart. Landde heel even een paar meter voor me. Uiterst sympathiek van deze mooie jongen. Tijdens de presentatie van het visueel jaaroverzicht van de vogelwerkgroep werd er enige twijfel opgeworpen of-ie wel 100% rouw was. Omdat je ook wat grijze vlekjes op z'n rug ziet. Ik zeg ja!
Voor een plaatje van deze beflijster moest ik flink meer moeite doen.
Ook in 2019 liet mijn grote vriend de zeearend zich aan mij zien. Hij wordt steeds vaker in ons vogelwerkgebied gezien. We hopen vurig op een broedgeval...
Arnhems baardmannetje. Niet ver van hem vandaan zelfontdekte ik een roepende bladkoning. Samen met collega L. Zelfs voor hem was het een vreugdemomentje. Maar dan vooral omdat hij mijn blije gezicht zag. Van het vogeltje had hij nog nóóit gehoord.
Tijd voor een plas of een kop koffie. Niet te lang wegblijven want ik ga zo weer verder.
Met lifer nummer 4: hop!
En in het weiland naast hem: Noordse kwikstaart...
...én een Engelse kwikstaart. We kunnen wel spreken van een topvogeldag.
Pontische meeuw geniet van een ontbijtje.
Lifer 5: zwarte wouw in de Gendtse polder.
Verdikkie, wat was dit ook alweer? O ja, drieteenstrandloper. Met achter hem een... oeverloper.
Mooi poserend mannetje koekoek.
Een van mijn favoriete 2019-foto's. Bijzonder omdat grote zaagbekken normaal gesproken vertrokken zijn voordat hier het broedseizoen begint. Dit vrouwtje zwom op 4 mei nog rond.
Prachtige foto van een snor. Heus.
Heel kortstondig gezien; mijn allereerste steenloper. (Al jaren niet meer aan de kust geweest.)
Op hetzelfde eilandje bivakkeerde een kanoet.
Landelijk zeer zeldzaam en heel slecht kunnen zien; de breedbekstrandloper. Lifer nummer 7. Dit vogeltje staat rechts op de tekening, bovenaan dit blog.
En niet ver daar vandaan nummer 8; twee morinelplevieren. (Niet verder zoeken, er staat er maar een op de foto.)
Zilverplevier in het zonnetje.
Met ook alweer vlakbij hem; twee Temmincks strandlopers.
Daar heb ik nou lol in. Een foto van een meerkoet schieten terwijl zeldzame lifer nummer 9 achter hem zit.
Natuurlijk ook nog wel even apart gevogelgrafeerd. Kwak.
Even een schattig futenjong tussendoor.
Duofoto's; ik ben er dol op. Hoe slecht ze ook zijn. Groene specht en grote bonte specht.
Het licht werkte slecht mee tijdens het bekijken van de Beugense graszanger.
Na 46 jaar werd er weer in de Gelderse poort gebroed door de grauwe klauwier. Ik trof het hele gezin. Vijf stuks.
Een rode wouw passeert een (vermoedelijke) sperwer.
Met vis in zijn klauwen is het natuurlijk een prachtige waarneming.
Met voorbijvliegende putter op een foto is helemaal bijzonder! Visarend.
Allemaal een beetje opschuiven en ze pasten net op de foto. Watersnippen in de Oude Waal.
Weer twee onscherpe zeldzaamheden op één plaatje. Kleine zilverreiger en zwarte ruiter.
Nogmaals de kleine zilverreiger. Nu vergezeld door lepelaar en kemphaan.
Een kokmeeuw vraagt zich af of die bontbekplevier eetbaar is.
Vissende aalscholvers in de Millingerwaard.
Ooit waren ze heel zeldzaam. Nu zitten ze gewoon met hun tweëenvijftigen in een weiland. Grote zilverreigers.
Ik zeg hem bijna wekelijks even gedag. Klapekster.
Lifer nummer... waar waren we? Het is een parelduiker in ieder geval. Liet zich mooi bekijken in de Bisonbaai.
Door deze 2500 dode en bijna dode vissen in het HD-gemaal ben ik nu bekend met namen als brasem, alver, kolblei, winde en blankvoorn.
Die zwarte zee-eenden laten zich nou nooit eens fatsoenlijk aan mij zien.
De drie grote zee-eenden in de Berendonck werkten een stuk beter mee.
Ik geloof dat ik 'm in zijn winterkleed smaakvoller vind dan in zijn zomerkleed. Geoorde fuut in de Bemmelse polder.
2019 was een goed watervogeljaar. Twee vrouwtjes eider in een strandpark-Slijk-Ewijk-plas.
Net buiten het werkgebied maar wát een mooie vogel. Ik las ergens dat er kans bestaat dat ze ook in Nederland gaan broeden. Vooralsnog is de grijze wouw heel zeldzaam.
Afgelopen jaar vogelde ik ook heel wat uurtjes achter mijn computer. Voor Beleef de lente blogde ik over de lepelaars. Of ze in 2020 terugkeren weet ik niet. Ze moeten het in ieder geval zonder mij doen. Het kostte wel erg veel tijd. En achter een beeldscherm mis je toch de wind in je gezicht en de verrassing van een mooie ontdekking. Desalniettemin was het een leuke en leerzame ervaring.
Het mooist zijn ze natuurlijk in levende lijve voor mijn eigen camera. Moeders keelzak wordt hier geplunderd.
...de eenentwintig ransuilen in een boom, die ik een paar maanden later kon bekijken. (Moet ik nog steeds een blog over plaatsen.)
We eindigen met een serie niet-vogels. Zoals deze blauwvleugelsprinkhaan. (Onmogelijk scherp te schieten. Voor mij dan.)
Soms heb je het geluk dat er zomaar een bunzing op je af komt wandelen. Die je nét genoeg tijd geeft om een bewijsfoto te maken voordat hij in het struikgewas verdwijnt.
Een bever in de Millingerwaard.
Mijn eerste geelsprietdikkopje.
Grote zadelsprinkhaan imiteert een groene kool.
Netjes blauw gelakt, met een rode bes als oog. De grote roodoogjuffer.
Hij gaf me net tijd genoeg voor een vaag bewijsplaatje. De zeldzame grote vos.
Houtpantserjuffer.
Ik weet nu waar hij woont. Dus in 2020 krijg ik de kleine parelmoervlinder vast ook weer voor mijn camera.
Ieder jaar weer hoopte ik tevergeefs op een waarneming. Dit jaar zag ik hem eindelijk: de kolibrievlinder. En gelijk drie keer ook. Bewijsplaatje.
Parende koninginnenpages.
2019 was een goed jaar voor de oranje luzernevlinder. Meerdere keren gezien. Eerdere jaren nog nooit.
Ook het veel zeldzamere Oostelijke resedawitje liet zich door mij bewonderen.
Soms fotografeer je een vogeltje en blijkt er een minstens zo leuk beestje vlak voor je neus te zitten. Rugstreeppad.
Ik heb nog steeds moeite om al die witjes uit elkaar te houden. Deze jongen bleek bij achterafdeterminatie een zeldzaam scheefbloemwitje te zijn.
Ik zocht een middelste bonte specht en kreeg deze vuurlibel.
Er waren letterlijk een hoop zeldzame zadellibellen ons land ingewaaid. Ik kreeg ze parend voor de lens.
Op een plek waar ik hem al veel eerder had verwacht te ontdekken liet hij zich eindelijk aan mij zien. Zandhagedis.
Deze sprinkhaan kwam zomaar vlakbij mij zitten toen ik weidebeekjuffers aan het fotograferen was. Bleek het achteraf zomaar een zeldzame zompsprinkhaan te zijn.
Nog een zadellibel? Nee. De iets minder zeldzame zuidelijke keizerlibel.
Een mooi overdag vliegend nachtvlindertje; de zuringspanner.
We eindigen met een ander, algemener dikkopje. Het zwartsprietdikkopje. Toch nog nooit eerder dan dit jaar gezien.
Ik ben weer heerlijk benieuwd naar mijn komende 2020-waarnemingen! Komt er weer een bijzondere dwaalgast op bezoek? Loop ik eindelijk eens tegen een keizersmantel aan? Mag ik dan dít jaar een mooie blik op een kruisbek werpen? We gaan het zien.
Geweldige foto's van fantastische soorten Mars! Heb je nog wel tijd om strips te tekenen? (of is dat een andere Mars?)
BeantwoordenVerwijderengroet, K o r
Dank je, Kor. Ik heb het geluk dat ik in een vogelrijke omgeving woon. En ik ben dezelfde Mars. Die inderdaad niet zoveel strips meer tekent.
BeantwoordenVerwijderen