dinsdag 4 februari 2020

Vogelen met de Stripmaker des Vaderlands



23 oktober 2019

Met mijn vinger voor mijn mond geef ik aan dat ze niets moet zeggen. “Ik ben geboren in 1969. Mijn moeder was huisvrouw, mijn vader rijinstructeur. Als kind zat ik altijd al te tekenen. Op die lantaarnpaal zit een kokmeeuw. Je kunt hem herkennen aan zijn rode pootjes, rode snavel en zwart koptelefoontje.” Margreet de Heer, Stripmaker des Vaderlands, was naar Nijmegen gekomen voor een stripinterview met de op een na beste stripmaker van deze prachtige stad. En ik wilde haar bij aankomst op het stationsplein gelijk overvallen met een lollige opening van ons gesprek.



Margreet maakt heel leuke strips die gewoon door mensen waar niks mis mee is gelezen kunnen worden. En waar je ook nog wat van opsteekt. Steun de plaatselijke stripwinkel en koop daar bijvoorbeeld Filosofie in beeld, Wetenschap in beeld of Liefde in beeld. Of bestel ze bij de SDV zelf.

Bij wandelbrug Ooypoort vertel ik haar hoe ik zware gesprekken met psychologen en artsen had gehad om tot mijn keuze te zijn gekomen. Eerst moest ik het voor mezelf accepteren. Langzaamaan ging ik steeds meer groene kleding dragen. Opbouwend vanaf de sokken. Steeds vaker durfde ik me in het openbaar te vertonen met een verrekijker om mijn nek. Toen kwam de fysiek gesproken grootste en zwaarste stap. Ik liet een vogelaarsbaardje groeien. De transitie was compleet. Ik was een vogelaar!

In het nog maar net geopende koffiehuis De Oude Waal genoten we een lunch. Waarbij de hond van de buren mijn arm stiekem een kopstoot meende te moeten geven. En ik gelijk wist wat de temperatuur was van de koffie die over linkerarm en tosti spatte. Margreet is een kattenmens. En ik ben een liefhebber van dieren die voor me wegvluchten. Dus de hond en zijn actie werden niet door ons gewaardeerd.

Ik had Margreet een grote gele kwikstaart, de Ooijpolderklapekster en een mogelijk ijsvogeltje beloofd. En rekende minstens op een weiland stampvol grote zilverreigers en nóg stampvoller met grazende kolganzen. Met her en der biddende torenvalkjes, een goedvogelgevulde Oude Waal en tientallen groenlingen, putters en vinken in de verdorde zonnebloemveldjes.

Viel dat tegen! Heel in de verte wilde nog wel een grote zilverreiger langszeilen. In de Oude Waal zat een heel klein groepje kieviten en kokmeeuwen. En met pijn en moeite kon je wat zangvogels rondom de zonnebloemen horen roepen, of als silhouetjes zien langsvliegen. En ik altijd maar kwebbelen dat ik ongelooflijk veel vogelaarsgeluk heb.




God-zij-dank liet het witte stipje de klapekster zich nog even zien voordat hij verjaagd werd door een tweetal landbouwmachines. En behoorlijk onder de indruk, als nog nooit gevogeld hebbende, liet Margreet zich een enthousiast “Wauw!” ontglippen toen er een buizerd in mooi licht voor ons langs vloog. (Terwijl ik liever had gehad dat ze “Buizerd!” had geroepen bij het passeren van een wouw.)




Terwijl Margreet opvallend verheugd de toch nog ontdekte klapekster bekeek met de oude verrekijker van mijn vader, meldde ik haar dat ik even eerder een vreugdedansje had gemaakt. Want dat moest natuurlijk wel in het door haar getekende stripinterview.

“Je had dat hek wel even kunnen openmaken!” Lachte de boer terwijl hij uit zijn tractor klom. We hadden net de plek voor het weilandhek verlaten. Waar we waren gaan staan om de tractor op het smalle landweggetje door te kunnen laten. “We dachten dat je er wel overheen zou rijden!” Had een actueel adremme reactie geweest kunnen zijn, bedachten we tijdens het vervolgen van onze wandeling.




Tegen het eind van de wandeling kon ik Margreet een iets eerder beloofd kbv’tje laten zien. Na haar puzzelmind eerst een kwartiertje op de afkorting te hebben laten knagen. Bij een in de struiken wegduikende vogel deed ik het standaard vogelaarsgrapje uit de doeken: klein bruin vogeltje. Het flauwe grapje werd gecompenseerd door de waarneming van een in mijn ogen grote, maar in Margreets filmogen kleine, midden op de dag vliegende vleermuis. (Merk vooralsnog onbekend.)

Voor iemand die nog nooit gevogeld had was het al bij al een geslaagde wandeling. Dingen die ik al tijden doodgewoon vind, of al niet meer zie, kunnen voor een beginner nog best boeiend zijn. 
Behoorlijk moe, en enigszins uitgedroogd, omdat we allebei een flesje water waren vergeten, namen we bij de dichtbijzijnste bushalte afscheid. En strompelde ik toch wel tevreden naar huis. In lichte doodsangst voor het stripinterviewresultaat. Omdat ik weer eens ongefilterd had geroepen wat er allemaal in mijn half autistische hoofd was opgekomen.




“In de natuur zijn wilde eenden stukken schuwer dan in de stad. Die passeer je niet zonder dat ze het water in vliegen, Stripmaker des Vaderlands!”

“Ha, dat zullen we nog wel eens zien!”





“Nou ik... Verdikkie!”





Sukkel!





Het vijfpagina (!) stripinterview van Margreet is heel leuk geworden. Het staat in de Eppo die deze week uitkomt (nr. 3 - 2020). De gruwelijke cover is van mijn hand. Naar een idee van Margreet. Op Instagram heb ik een making-of van de tekening geplaatst.

6 opmerkingen: