zaterdag 25 juli 2020

Juli: veel jong grut



Begin juli. Na een hele tijd heb ik de nesten van de zwarte sterns weer eens goed bekeken. Ik zag nog maar één vlotje met piepjonge kuikens. De meeste andere jongen waren al flink gegroeid of zelfs vliegvlug. 




Het jong op de foto's plonste nog in het water bij het al te gretig jagen op het voer in de snavel van pa of ma.




Netjes wachten bij het oversteken. Deze haas weet hoe het moet.





Leuke verrassing na het vogelgraferen van een paartje kneu; baltsende kwartel! Natuurlijk niet terug te vinden in het weiland. Een béétje vogelaar weet dat kwartels onzichtbaar zijn. De kneuen waren dat gelukkig niet. Op de foto een mannetje (boven) en een vrouwtje.





Wat verderop, op een hek, nog een mannetje. Met achter hem, als ik me niet vergis, een veldleeuwerik. Als ik me wel vergis een graspieper. Anders weet ik het ook niet hoor.








Door alle werkzaamheden op de Waalbrug, de afgelopen maanden, heb ik er niet met mijn fiets durven stoppen. Anders had ik wellicht zelf kunnen ontdekken dat er een paartje slechtvalk heeft gebroed. In plaats van het te vernemen van boswachter T. Volgend jaar nieuwe kans. 




Als het even kan dan smokkel ik wat vogels in een tekenopdracht. Dat kost veel extra tijd. Je moet ze goed bestuderen, voordat je er een gestileerd stripvogeltje van kunt maken. En ze zijn sowieso al moeilijk om te tekenen. Als je je er niet met een Jantje van Leiden vanaf wilt maken. En als je jezelf er nauwelijks in hebt geoefend. Ligt je vogeltje uiteindelijk persklaar bij de drukker; dan weet je meestal pas hoe je het eigenlijk hád moeten tekenen. Nou ja, elke tekening is een oefening voor de volgende. (Ik weet niet wie dit gezegd heeft maar het is waar.)





Deze vogels worden samen met mijn getekende alter ego in een spannende foto verwerkt. En zullen verschijnen in een boek waar ik denk ik nog niks over mag zeggen. Behalve dat het een heel leuk boek wordt. Van een hoogstaand strippersoon.




De keizerspinguin past er eigenlijk niet tussen. Maar ik had een vogel nodig die niet kan vliegen. Ontsnapt uit de dierentuin, zullen we maar zeggen.


Edit: o wacht, het boek staat al op Voordekunst

'Drie jaar Stripmaker des Vaderlands in één boek - met stripreportages, stripinterviews, stripfoto's en nog veel meer!'

Het stripinterview dat Margreet met mij had komt er o.a. in te staan. Je kunt het boek bestellen, eventueel met allerlei leuke extra's, op deze pagina

---

Of hij even van het trapje voor zijn voordeur kon vallen. Anders had ik geen materiaal om een verslagje te schrijven voor mijn blog. Collega L. en ik hadden namelijk niks bijzonders gezien tijdens ons ochtendje vogelen in Waterrijk-Oost. Maar die ‘niet bijzondere’ vogels hadden we wel prachtig in beeld gehad. Zingende putter in het zonnetje, foeragerende kneuen met prachtige karmijnrode borstjes en een lepelende lepelaar op korte afstand. Een heerlijke, zonnige ochtend. Niet vogelgraferen, puur genieten van al het fladderende moois in de verrekijker.




Ná ons afscheid kon ik het niet laten om toch wat plaatjes te schieten. Dat bezorgt je ‘s avonds thuis toch weer veel nagenietplezier. 

Half juli is een mooie tijd om jonge vogels te leren herkennen. Als papa of mama waterhoen niet naast hem had gestaan, dan had ik me toch wel even achter mijn oren moeten krabben over wat voor kuiken dat zwarte pluizenbolletje met de enorme poten ook alweer was.





Een jonge kievit herken ik alleen al door het feit dat hij zo lastig scherp te stellen is. Door zijn briljante schutkleuren. Een jonge witte kwikstaart is natuurlijk een inkoppertje.





Een combinatie van geluk en geduld leverde mij een plaatje op van een jong vrouwtje baardman. Wel wat regendruppels op de lens. Juvenielen zijn herkenbaar aan hun zwarte rug.





Haar broertje liet zich minder goed bekijken. Je ziet wel dat zijn zwarte maskertje verder ontwikkeld is dan dat van zijn zus.





Drie luid roepende jonge boomkruipers, op een kluitje bij elkaar. dat had ik nooit eerder gezien. Zo kan een doodgewoon vogeltje toch weer voor een bijzondere waarneming zorgen.

—-

Als ik nu heel rustig zijn richting in fiets, stop, nonchelant afstap, rustig over het water uitkijk en vervolgens heel geniepig mijn camera zijn richting in draai, dan levert dat me vast een prachtfoto op. De slechtvalk op de Waalbrug trapte er niet in. Spoorloos verdwenen. 





Ondanks de rottige plek op het smalle, drukke fietspad, besloot ik een tijdje te wachten op een mogelijke terugkeer. Intussen kon ik wat foto’s schieten van de twee valken die veel verder en hoger op de brugboog zaten. Niet ideaal.
























Na een tijd wachten werd ik opgeschrikt door luid geroep en zag ik, tot mijn eigen ongeloof, zés slechtvalken tussen de brugspijlen vliegen. Eén gezin? Of twee concurrerende gezinnetjes? Ik ben er vooralsnog niet achtergekomen. Overdonderd door deze plotselinge prachtwaarneming kon ik slechts een schamel bewijsplaatje schieten van de grootste groep slechtvalken die ik ooit had gezien. (Opklikbare foto.)




Ze verdwenen aan de andere kant van de brug. Waar ik er nog maar eentje terugvond. Maar die liet zich dan wel weer heel mooi bekijken. Ik moet toch eens een keer een heel vroeg-in-de-ochtend-kijkpoging doen. Maar ik moet ook nog een grauwe-klauwierzoektocht ondernemen. En ga ik die 2020-zwarte mees nog bij zijn kladden kunnen grijpen? Of doe ik nog een wielenwaalfotografeerpoging? Zóveel vogels, zo weinig tijd...


Edit: Het paar dat op de Waalbrug heeft gebroed heeft waarschijnlijk vier jongen grootgebracht. Eén gezin dus.




Niks bijzonders hadden collega L. en ik gezien. Schreef ik even eerder. Bij het bestuderen van de foto's die ik van een viertal, hoog in de lucht vliegende buizerds had gemaakt, ontdekte ik één vogel die aan een wespendief deed denken. Ik had het goed gezien. L.'s eerste wespendief ooit en mijn eerste Arnhemse wespendief! Blij als een kind!




Diezelfde ochtend een buizerd die er iets minder gehavend uitzag dan ik aanvankelijk dacht. Ik werd er door waarneming.nl-forumlid G. op geattendeerd dat de staart er zo verfomfaaid uitziet door de groeiende buitenste staartpennen.





Zo zie je in geen tijden een wespendief, en zo zie je er twee binnen een paar dagen tijd. Vogelen blijft je verrassen. Aan de hand van die ene gele pixel in zijn oog durfde ik er achter mijn beeldscherm wel een wespendief van te maken. In plaats van de zoveelste buizerd.




Je struikelt tegenwoordig bijkans over de ooievaars. Van een groep van zestien vogels kijk ik echt niet meer op. Om dit blog te halen moeten ze dan ook echt een bijzondere pose aannemen. Door bijvoorbeeld een hart te vormen met hun vleugels.




Door de grote afstand dacht ik in eerste instantie een vogel met haar jongen te zien. Het zijn twee huismussen en een jonge spreeuw. Waarvan ik nog even hoopte dat het een roze spreeuw was. Omdat hij er zo in zijn spreeuwenuppie zat. Dat geluk viel mij echter niet ten deel.




De struikrietzanger in de Millingerwaard blijkt een heuse recordhouder te zijn. Maar liefst eenentwintig dagen hield hij het daar vol. Daarbij trotseerde hij, behalve vele al dan niet vogelgraferende twitchers, één fotograaf die meters ver het struweel in liep, om er, met behulp van een twee meter lange stok, een foto van de groep vogelaars te maken... Die heeft nu een mooi vogelperspectiefplaatje met allemaal woedend gebarende vogelaars in zijn fotoalbum.




Zondagavond. Als je omringd door fietsers, wandelaars, vogelaars en fotografen opgroeit, dan luister je als jonge kluut niet meer naar een ouder. Die je op afstand, met alarmroepjes waarschuwt niet te dicht bij het fietspad en de meneer met de verrekijker te komen.




Een keuze tussen Zomergasten en een rietveld met elf juveniele baardmannetjes is snel gemaakt. (Maar die prachtvogeltjes kan ik dan ook weer niet terugkijken op Baardmannetje gemist.)





Het grappige was dat ze zich om de tien minuten leken te vermenigvuldigen. Eerst zag ik er twee.





Vervolgens vier, acht, elf... En waarschijnlijk zaten er nog meer. Maar dat was het maximale aantal dat ik op één foto (deze) kon tellen.





Iedere vogelgraaf is uit op zo’n geestige foto van een baardman in spreidstand tussen twee rietstengels. Dit jong is alvast aan het oefenen op één rietstengel.








En dan te bedenken dat dit gebied een paar jaar geleden nog een weiland was met één soort gras, drie hazen en tweehonderdtwaalf prikkeldraadpaaltjes.





Voor wie er nog niet de buik van vol heeft, ook nog een snel filmpje van de baardmannetjes die nog nét niet uit het riet waaien.




Een fotohoofdprijs zal het me niet opleveren. (Het werd ook te donker.) Maar ik heb wel mooi drie jonge kerkuilen hun nest zien verlaten voor de jacht. Vergezeld door de bewoners van het huis waar de uilen leven. Die kwamen heel vriendelijk naast mij zitten. In plaats van me met een buks van hun dijk te verjagen. Ik had al een 2020-kerkuilgilletje. Maar drie kerkuilen zien is natuurlijk veel bijzonderder. Uil 1 en uil 2 vlogen kort achter elkaar uit. Uil 3 liet op zich wachten, schrok nog even van een passerende wielrenner en landde uiteindelijk, na een stief kwartier, prachtig op een paaltje voor ons.

Qua 2020-uilen kom ik alleen nog de bosuil tekort. Hopelijk kan ik aan het eind van het jaar nog een roepje meepikken. Voor het gemak en tegen de regels in, beschouw ik de ontsnapte oehoe maar als een oehoe.

We gaan weer de zomer-vogelstilte in, de komende weken. Trek in vlinders en libellen heb ik op de een of andere manier helemaal niet. Wel trek in de najaarstrek. Laat de steltlopertjes maar tot mij komen!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten