maandag 22 januari 2018

Week 4

De zwartbuikwaterspreeuw in de Ooijpolder is een ideale vogel om te bestuderen. Hij heeft een vaste plek, is niet schuw en zijn duiksprongetjes in het water blijven een lust voor het oog. Het probleem is dat-ie zo beroemd is. Dan kun je wel je capuchon over je hoofd trekken, de kijker strak voor je ogen houden en zoveel mogelijk ineengedoken gaan zitten; er is toch altijd iemand die naar je gaat roepen naar welke vogel je zit te kijken. Of twee voorbijgangers gaan uitgebreid in gesprek op het moment dat-ie net heel eventjes zingt. Of je schrikt je te pletter van een nieuwsgierig iemand die zijn fiets tegen de metalen brugleuning aanklettert. Ja, mijn leven is héél zwaar... Dus ik ben nu op zoek naar een vergelijkbare, maar heel gewone vogel om te volgen en te bestuderen. In alle rust. Jammer dat ik geen tuin heb.



Er leven zo'n 3.500.000 huiskatten in Nederland. Persoonlijk heb ik liever een spinnende zwartbuikwaterspreeuw op mijn schoot. Dat die katten jaarlijks naar schatting 100.000.000 (!) vogels doden maakt mij er niet vrolijker op.
Nou ja, laten we hopen dat de eigenaar van deze zwarte kat binnenkort niet een stukgekauwde waterspreeuw als cadeautje voor zijn voeten krijgt gelegd. In ruil voor een blikje kattenvoer.

Edit: niet gelijk alles geloven wat je leest, Mars. NRC checkt:
'Het is onwaar dat Nederlandse katten jaarlijks 100 miljoen vogels vangen. Deze schatting is ruim te hoog, op basis van onderzoek naar het jachtgedrag van katten die dag en nacht cameraatjes droegen.'



Wat mij dan weer wel vrolijk maakt waren de drie reetjes die ik afgelopen weekend op mijn pad vond. (Zelf waren ze er een stuk minder blij mee.)




Ook de klapekster liet zich weer zien. Zij het op grote afstand. Brókstukken schuwer dan mijn waterspreeuw. Maar minstens zo mooi.




Op de een of andere manier kom ik nog nauwelijks stormmeeuwen tegen. Het is een en al kokmeeuw wat de klok slaat. Tussen tientallen van die laatste zaten er gelukkig toch nog (minstens) drie. (De vogels zonder koptelefoon en zonder rode snavel.)




Over kokmeeuwen gesproken; sommige beginnen alweer een chocoladebruine zomerkop te krijgen. (Al las ik ergens dat die rui bij sommige exemplaren al in november plaatsvindt.)








Van puttertjes kan ik geen genoeg krijgen. (Sorry daarvoor.) Dus als ik een door profivogelteller M. geschatte groepsgrootte van zo'n 160 (!) van die prachtigvogeltjes tegenkom, dan ga ik er eens goed voor zitten. Vooral zo'n vrolijk gekleurd, gezellig kwetterend, voorbijvliegend zwermpje is een genot voor oog en oor. 




Zo'n waarneming is een waarschijnlijk ter plekke verloren fotocamerareserve-accu dubbel en dwars waard. Hoewel... (Ik maak altijd een snelle foto van een lege accu om te voorkomen dat ik hem thuis vergeet op te laden.)





Na de kaliwaalputters fietste ik door naar de millingerwaardbevers. Die had ik al eerder bezocht, maar toen zag ik alleen maar oog-, oor- en bewegingsloze bruine haarbulten op wat houten takwerk. Nu waren ze net zo bewegingsloos maar kon ik hun voor- en achterkant wel onderscheiden. Normaal gesproken zitten ze overdag in hun burcht maar het hoogwater noopt ze ertoe op het dak te gaan zitten. Een leuke toeristische attractie. Toen ik er kwam stonden er twéé met natuurliefhebbers volgestampte tourbussen!




Een voorbijvarende, overbelichte knobbelzwaan moet natuurlijk ook even fotografisch vastgelegd worden.




In 2018 zou ik minder gaan twitchen. Maar deze grote zee-eend bij de Kraaijenbergse Plassen kon ik toch weer niet aan me voorbij laten gaan. Op een gegeven moment kwam ze wat dichterbij gezwommen. Maar toen plénsde het van de regen en ik wilde niet uitproberen of mijn camera waterproof is.




Eigenlijk houd ik niet zo van vogels tellen. Maar aan de ooievaarstelling van vorig weekend heb ik met plezier meegedaan. (Eén.)

De overlast van het populairste knuffeldier van Nederland.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten